Wijzigingswet Wet voorkeursrecht gemeenten
Wet van 4 juli 1996, houdende wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de reikwijdte van de Wet voorkeursrecht gemeenten uit te breiden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Wet voorkeursrecht gemeenten.]
Artikel II
[Wijzigt de Pachtwet.]
Artikel III
Artikel 10, tweede lid, onderdeel d, van de Wet voorkeursrecht gemeenten, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing ten aanzien van overeenkomsten als bedoeld in dat onderdeel, die voor dat tijdstip zijn gesloten.
Artikel IV
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel V
De tekst van de Wet voorkeursrecht gemeenten wordt in het Staatsblad geplaatst.
Artikel VI
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 4 juli 1996
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
Uitgegeven de zestiende juli 1996
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager