Wijzigingswet Wet op de inkomstenbelasting 1964, enz. (belastingplan 1994)
Wet van 24 december 1993, tot wijziging van een aantal belastingwetten en van de Wet Infrastructuurfonds in het kader van het belastingplan 1994
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van het belastingplan 1994 een aantal belastingwetten en de Wet Infrastructuurfonds te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel III
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel IV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel V
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel VI
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel VII
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel VIII
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel IX
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel X
Indien bij of krachtens een op 31 december 1993 bestaande arbeidsovereenkomst dan wel publiekrechtelijke regeling is vastgelegd dat ter gelegenheid van een dienstjubileum van de werknemer uitkeringen en verstrekkingen ineens worden gedaan, blijven, in afwijking in zoverre van artikel 11, eerste lid, onderdeel p, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 6, eerste lid, onderdeel s, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, tot 1 mei 1994 met betrekking tot die uitkeringen en verstrekkingen ineens de op 31 december 1993 bij of krachtens die wetten geldende bepalingen terzake van kracht.
Artikel XI
1
Lichte olie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns, die bij de aanvang van 1 januari 1994 aanwezig is in of in vervoer is naar een opslagplaats, is onderworpen aan een heffing van f 110 per 1000 liter bij een temperatuur van 15°C.
2
Halfzware olie en gasolie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns, die bij de aanvang van 1 januari 1994 aanwezig zijn in of in vervoer zijn naar een opslagplaats, zijn onderworpen aan een heffing van f 80 per 1000 liter bij een temperatuur van 15° C.
3
Aan de heffing bedoeld in het eerste lid en het tweede lid zijn niet onderworpen lichte olie als bedoeld in het eerste lid onderscheidenlijk halfzware olie en gasolie als bedoeld in het tweede lid:
a
die aanwezig zijn in een entrepot, een plaats voor tijdelijke opslag of in een accijnsgoederenplaats, dan wel in vervoer zijn daarnaar toe of in vervoer zijn naar een geregistreerd bedrijf, een niet-geregistreerd bedrijf of een belastingentrepot in een andere Lid-Staat;
b
waarvoor een vrijstelling geldt.
4
Onder opslagplaats wordt verstaan elk gebouw of terrein waar lichte olie als bedoeld in het eerste lid of halfzware olie en gasolie als bedoeld in het tweede lid voor commerciële doeleinden voorhanden zijn. Opslagplaatsen in gebruik bij een zelfde persoon worden te zamen als één opslagplaats beschouwd.
5
De eigenaar van de in een opslagplaats aanwezige of daarnaar toe in vervoer zijnde lichte olie als bedoeld in het eerste lid en halfzware olie en gasolie als bedoeld in het tweede lid is gehouden uiterlijk 7 januari 1994 aangifte te doen van de hoeveelheid van de aan de heffing onderworpen lichte olie onderscheidenlijk halfzware olie en gasolie.
6
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de aangifte.
7
De belasting is verschuldigd door degene die is gehouden tot het doen van aangifte.
8
De heffing blijft achterwege indien de te heffen belasting niet meer bedraagt dan f 200.
Artikel XII
1
Vloeibaar gemaakt petroleumgas als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de accijns, dat bij de aanvang van 16 februari 1994 aanwezig is in of in vervoer is naar een opslagplaats, is onderworpen aan een heffing van f 78,72 per 1000 kg.
2
Artikel XI, derde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel XIII
Bij ministeriële regeling worden overgangsbepalingen vastgesteld die regelen in welke gevallen en op welke wijze belasting wordt nageheven of teruggegeven in die gevallen dat deze wet leidt tot wijzigingen van de tarieven van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 en de Wet Infrastructuurfonds.
Artikel XIV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XVI
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XVII
1
Gedurende het kalenderjaar 1994 blijft de toepassing van artikel 13, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet achterwege.
2
In afwijking van artikel I, tweede lid, van de wet van 24 juni 1993 (Stb. 329) wordt voor de eerstvolgende toepassing van artikel 13, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet met ingang van een na 1 juli 1994 gelegen datum, onder "het prijsindexcijfer, waarop de laatste herziening is gebaseerd" verstaan: het prijsindexcijfer over de maand april 1994.
Artikel XVIII
1
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1994,
a
met dien verstande dat de artikelen I en II toepassing vinden nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij de aanvang van het kalenderjaar 1994 is toegepast; en
b
met uitzondering van:
1
artikel III, onderdelen B.1 en B.3, dat in werking treedt met ingang van 16 januari 1994; en
2
artikel III, onderdelen A.1, A.2, A.3, A.4, A.5, C.1, C.2 en D, en artikel IX, die in werking treden met ingang van 16 maart 1994; en
3
de artikelen IV, V, VII en XII, die in werking treden met ingang van 16 februari 1994; en
4
artikel VI, onderdelen A en B, en VIII, die in werking treden met ingang van 1 april 1994. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overgangsmaatregelen in verband met de inwerkingtreding van dit onderdeel.
2
In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, treden de artikelen III, onderdelen A.1, A.2, A.3, B.1, B.3, C.1 en C.2, VI, onderdelen C.1, C.2 en D en IX, onderdelen A.1, A.2 en A.3 in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De in artikel XI alsmede de in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2° bedoelde data worden in dat koninklijke besluit naar evenredigheid aangepast aan de in dat koninklijk besluit genoemde datum.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Het Oude Loo, 24 december 1993
Beatrix
De Minister van Financiën,
w
Kok
De Staatssecretaris van Financiën,
m
J. J. van Amelsvoort
Uitgegeven de dertigste december 1993
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin