Wijzigingswet Wet op de inkomstenbelasting 1964, enz. (belastingplan 1993)
Wet van 24 december 1992, tot wijziging van een aantal belastingwetten in het kader van het belastingplan 1993
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van het belastingplan 1993 een aantal belastingwetten en een daarmee verband houdende wet te wijzigen met het oog op het werkgelegenheids- en inkomensbeleid, het afschaffen van de fiscale grenzen binnen de Europese Gemeenschappen, en de Tussenbalans;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel III
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel IV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel V
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel VI
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel VII
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel VIII
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel IX
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel X
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XI
1
De omzetbelasting die op of na 1 januari 1993 wordt verschuldigd ter zake van vóór die datum verrichte prestaties waarvoor het omzetbelastingtarief verandert op grond van artikel IV, onderdelen B.1, B.2, B.3 en B.4, wordt berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip waarop de prestatie wordt verricht.
2
Ingeval omzetbelasting vóór 1 januari 1993 wordt verschuldigd ter zake van op of na deze datum te verrichten prestaties als bedoeld in het eerste lid, wordt hetgeen meer verschuldigd zou zijn geweest indien de belasting zou zijn berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip waarop de prestatie wordt verricht, alsnog verschuldigd op 1 januari 1993.
Artikel XII
1
Halfzware olie, gasolie en lichte stookolie, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de accijns, die bij de aanvang van 1 januari 1993 aanwezig zijn in of in vervoer zijn naar een opslagplaats, zijn onderworpen aan een heffing van f 11 per hectoliter bij een temperatuur van 15 °C.
2
Aan de heffing zijn niet onderworpen halfzware olie, gasolie en lichte stookolie als bedoeld in het eerste lid:
a
die aanwezig zijn in een entrepot, een plaats voor tijdelijke opslag of in een accijnsgoederenplaats, dan wel in vervoer zijn daarnaar toe;
b
waarvoor een vrijstelling geldt.
3
Onder opslagplaats wordt verstaan elk gebouw of terrein waar halfzware olie, gasolie en lichte stookolie als bedoeld in het eerste lid voor commerciële doeleinden voorhanden zijn. Opslagplaatsen in gebruik bij een zelfde persoon worden te zamen als één opslagplaats beschouwd.
4
De eigenaar van de in een opslagplaats aanwezige of daarnaar toe in vervoer zijnde halfzware olie, gasolie en lichte stookolie als bedoeld in het eerste lid is gehouden uiterlijk 7 januari 1993 aangifte te doen van de hoeveelheid van de aan de heffing onderworpen halfzware olie, gasolie en lichte stookolie.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aangifte.
6
De belasting is verschuldigd door degene die is gehouden tot het doen van aangifte.
7
De heffing blijft achterwege indien de te heffen belasting niet meer bedraagt dan f 200.
Artikel XIII
1
Voor een motorrijtuig als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, waarvoor vóór 16 januari 1993 motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak waarvan een gedeelte valt na 15 januari 1993, is over het gehele tijdvak motorrijtuigenbelasting verschuldigd naar het tarief dat met betrekking tot dat motorrijtuig gold bij de aanvang van dat tijdvak.
2
Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot een motorrijtuig waarvoor de motorrijtuigenbelasting is betaald na 15 september 1992 over een tijdvak van twaalf of van drie maanden tenzij:
a
het in het eerste lid bedoelde tijdvak eindigt op 31 januari 1993;
b
de houder van het motorrijtuig voor de eerste maal voor dat motorrijtuig de belasting heeft betaald; of
c
de houder van het motorrijtuig de belasting heeft betaald over een tijdvak dat aansluit op een tijdvak van twaalf of drie maanden dat is geëindigd vóór 16 januari 1993.
3
Voor een motorrijtuig waarmee gebruik van de weg wordt gemaakt op een tijdstip na 31 januari 1993 en waarvoor vóór 16 januari 1993 motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak dat geheel of gedeeltelijk valt na 15 januari 1993 en waarop het eerste lid krachtens het bepaalde in het tweede lid niet van toepassing is, moet de ingevolge deze wet meer verschuldigde belasting over de op het tijdstip van het gebruik nog niet verstreken maanden van dat tijdvak vóór dat tijdstip worden betaald.
Artikel XIV
1
Voor een motorrijtuig als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c of d, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, waarvoor vóór 16 februari 1993 motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak waarvan een gedeelte valt na 15 februari 1993, is over het gehele tijdvak motorrijtuigenbelasting verschuldigd naar het tarief dat met betrekking tot dat motorrijtuig gold bij de aanvang van dat tijdvak.
2
Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot een motorrijtuig waarvoor de motorrijtuigenbelasting is betaald na 15 september 1992 over een tijdvak van twaalf of van drie maanden tenzij:
a
het in het eerste lid bedoelde tijdvak eindigt op 28 februari 1993;
b
de houder van het motorrijtuig voor de eerste maal voor dat motorrijtuig de belasting heeft betaald; of
c
de houder van het motorrijtuig de belasting heeft betaald over een tijdvak dat aansluit op een tijdvak van twaalf of drie maanden dat is geëindigd vóór 16 februari 1993.
3
Voor een motorrijtuig waarmee gebruik van de weg wordt gemaakt op een tijdstip na 28 februari 1993 en waarvoor vóór 16 februari 1993 motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak dat geheel of gedeeltelijk valt na 15 februari 1993 en waarop het eerste lid krachtens het bepaalde in het tweede lid niet van toepassing is, moet de ingevolge deze wet meer verschuldigde belasting over de op het tijdstip van het gebruik nog niet verstreken maanden van dat tijdvak vóór dat tijdstip worden betaald.
Artikel XV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XVI
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XVII
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XVIII
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XIX [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Artikel XX
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1993,
a
met dien verstande dat:
1
de artikelen I, II en III toepassing vinden nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij de aanvang van het kalenderjaar 1993 is toegepast;
2
artikel III toepassing vindt voordat artikel V, onderdelen D en E, van de Wet tijdelijke handhaving leeftijdsgrens verzekerings- en premieplicht AAW toepassing vindt; en
b
met uitzondering van:
1
artikel V, onderdelen A.1, A.2, A.5, B, C.1 en C.2, dat in werking treedt met ingang van 16 januari 1993;
2
artikel V, onderdelen A.3, A.4, C.3 en C.4, dat in werking treedt met ingang van 16 februari 1993;
3
artikel XIX, dat in werking treedt op het tijdstip waarop de in dat artikel bedoelde Invoeringswet Anw in werking treedt;
4
artikel VI, dat in werking treedt met ingang van 16 februari 1993.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Het Oude Loo, 24 december 1992
Beatrix
De Minister van Financiën,
w
Kok
De Staatssecretaris van Financiën,
m
J. J. van Amelsvoort
Uitgegeven de dertigste december 1992
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin