Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase)

 

Wet van 5 juli 2006, houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet geluidhinder te wijzigen in verband met de herijking van regelgeving, de decentralisatie en aanpassing van de procedure tot het verlenen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting en de introductie van de nieuwe dosismaat Lden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Wet geluidhinder.]

Artikel II
[Wijzigt de Spoedwet wegverbreding.]

Artikel III
[Wijzigt de Wet bereikbaarheid en mobiliteit.]

Artikel IV
[Wijzigt de Wet milieubeheer.]

Artikel V [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel VI
Na inwerkingtreding van deze wet berust:
a
het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen mede op artikel 110a van de Wet geluidhinder;
b
het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen mede op de artikelen 45 en 47 van de Wet geluidhinder;
c
het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 mede op artikel 43 van de Wet geluidhinder;
d
het Besluit saneringsmaaatregelen industrieterreinen 1994 mede op de artikelen 62 en 64 van de Wet geluidhinder;
e
het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer mede op artikel 40 van de Wet geluidhinder.

Artikel VII
1
De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de onderstaande besluiten, totdat deze onherroepelijk zijn geworden:
a
het vaststellen en het goedkeuren van een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld met toepassing van de Wet geluidhinder en waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
b
het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat wordt vastgesteld met toepassing van de Wet geluidhinder waarvoor een aanvraag is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
c
het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting waarvoor de bekendmaking van het voornemen tot het indienen van een verzoek tot het vaststellen van die hogere waarde heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
d
het vaststellen van een tracébesluit waarvan het ontwerp, respectievelijk een gewijzigd ontwerp als bedoeld in artikel 11, eerste lid, respectievelijk artikel 14, eerste lid, van de Tracéwet, is vastgesteld voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
e
het vaststellen van een saneringsprogramma waarvoor ten behoeve van het ontwerpprogramma toepassing is gegeven aan artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
f
het nemen van een besluit tot aanleg of reconstructie van een weg of aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure waarvoor de resultaten van het vereiste akoestisch onderzoek en een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn aan de gemeenteraad zijn overgelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
g
het verlenen van een vergunning voor een inrichting waarvoor het ontwerp ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
h
het vaststellen van een wegaanpassingsbesluit ten aanzien van de in de bijlage, onder a, van de Spoedwet wegverbreding opgenomen projecten waarvoor het ontwerp-besluit ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
2
De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet kan tevens worden toegepast op de in het eerste lid genoemde besluiten, totdat deze onherroepelijk zijn geworden, indien de in de onderdelen a tot en met h genoemde handelingen met betrekking tot deze besluiten hebben plaatsgevonden vóór de eerste dag van de derde kalendermaand volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel VIII
Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad vervangt Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in artikel I in onderdeel C, artikel 52, 53, tweede lid, 62, eerste en tweede lid, in onderdeel R, artikel 87f, derde lid, in onderdeel W, artikel 88, eerste en tweede lid, in onderdeel CC, artikel 100, derde lid, in onderdeel OO, artikel 106g, derde lid, in onderdeel SS, artikel 110h, in onderdeel ZZ, artikel 125, eerste lid en in artikel V, artikel 62, tweede lid, artikel 89, eerste lid, artikel 98 telkens (...) door een datum die wordt gesteld op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet zal worden geplaatst.

Artikel IX
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
?s-Gravenhage, 5 juli 2006
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,P. L. B. A. van Geel
Uitgegeven de eerste augustus 2006
De Minister van Justitie a.i. ,
s
M. Dekker