Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit)

 

Wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bevordering eigenwoningbezit te wijzigen teneinde de mogelijkheid tot het gebruik maken van deze wet te vergroten en de uitvoering daarvan te vereenvoudigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Wet bevordering eigenwoningbezit.]

Artikel II
1
Indien op voet van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals zij laatstelijk vóór de inwerkingtreding van deze wet luidde, een eigenwoningbijdrage voor een driejaarstijdvak of een bijzondere bijdrage ter tegemoetkoming in de kosten van het in eigendom verkrijgen van een woning voor een tijdvak van ten hoogste zes maanden in de zin van die wet is toegekend, worden daaropvolgende eigenwoningbijdragen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a en b, en bijzondere bijdragen als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van die wet op aanvraag aan de betrokken eigenaar-bewoner in de zin van die wet toegekend op de wijze als in die wet voorzien indien aan die wet en de daarop berustende bepalingen wordt voldaan.
2
Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2007 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 juli, overeenkomstig artikel 41, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
a
de maximale inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet;
b
de maximale vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, van die wet;
c
de minimaal vereiste inkomens, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet;
d
de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 28 van die wet, en
e
de minimum-normlast, bedoeld in artikel 29, eerste lid, formule, van die wet.
3
Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2016 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 juli, overeenkomstig artikel 41, eerste, tweede, vijfde en zevende lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
a
het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van die wet;
b
het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van die wet, en
c
het bedrag, genoemd in artikel 31, eerste lid, van die wet.
4
Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2016 en 1 oktober 2016 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober, overeenkomstig artikel 26, derde lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
a
het percentage van de normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van die wet, en
b
het normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van die wet.
5
Voor de toepassing van het eerste lid blijft artikel 6, zesde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet, buiten toepassing.

Artikel IIa
Voor de toepassing van artikel II, eerste lid, wordt:
a
artikel 33, eerste lid, onderdeel a, van de in artikel II, eerste lid, bedoelde wet, als volgt gelezen:a. actueel inkomen: het gezamenlijk inkomen van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner, dat wordt berekend door het netto inkomen over de eerste kalendermaand van het desbetreffende bijdragetijdvak te vermenigvuldigen met 12;
b
artikel 33, derde lid, van die wet als volgt gelezen:3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de bepaling van het actueel inkomen.

Artikel III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 21 december 2006
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer , P. Winsemius
Uitgegeven de achtentwintigste december 2006
De Minister van Justitie ,
e
M. H. Hirsch Ballin