Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994 (rijvaardigheid en rijbevoegdheid)
Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de voorschriften inzake rijbewijzen nader af te stemmen op richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237), de voorschriften op het terrein van de rijvaardigheid en rijbevoegdheid aan te passen aan recente ontwikkelingen in de praktijk, alsmede een aantal technische onvolkomenheden in de Wegenverkeerswet 1994 weg te nemen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Wegenverkeerswet 1994.]
Artikel II
[Wijzigt de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994.]
Artikel III
[Wijzigt de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993.]
Artikel IV
Artikel 110, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals dat artikel luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, van deze wet, blijft van kracht ten aanzien van bestuurders van motorrijtuigen, al dan niet met aanhangwagen, die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, die op dat tijdstip de leeftijd van achttien doch nog niet die van eenentwintig jaren hebben bereikt, voor zover
a
aan hen reeds vóór dat tijdstip een rijbewijs voor het besturen van de betrokken motorrijtuigen is afgegeven;
b
zij blijkens een door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek naar de rijvaardigheid en geschiktheid tot het besturen van de betrokken motorrijtuigen, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend, beschikken over de voor het besturen van de betrokken motorrijtuigen vereiste rijvaardigheid en geschiktheid en aan hen na dat tijdstip een rijbewijs voor het besturen van de betrokken motorrijtuigen is afgegeven.
Artikel V
Artikel 110b, eerste lid, onderdeel b, zoals dat artikel luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T, van deze wet, blijft van kracht ten aanzien van bestuurders van motorrijtuigen, al dan niet met aanhangwagen, die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, die op dat tijdstip de leeftijd van achttien doch nog niet die van eenentwintig jaren hebben bereikt, voor zover de aanvraag voor het door of vanwege de overheid ingestelde onderzoek naar de rijvaardigheid en geschiktheid tot het besturen van de betrokken motorrijtuigen vóór dat tijdstip is ingediend.
Artikel VI
Artikel 111, eerste lid, aanhef en onderdeel a, zoals dat artikel luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel U, van deze wet, blijft van kracht ten aanzien van:
a
vóór dat tijdstip ingediende aanvragen van rijbewijzen voor het besturen van motorrijtuigen, al dan niet met aanhangwagen, ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, die op dat tijdstip nog niet tot afgifte van een rijbewijs hebben geleid;
b
na dat tijdstip ingediende aanvragen van rijbewijzen voor het besturen van motorrijtuigen, al dan niet met aanhangwagen, ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, ingediend door een aanvrager die op dat tijdstip de leeftijd van achttien doch nog niet die van eenentwintig jaren heeft bereikt en die blijkens een door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek naar de rijvaardigheid en geschiktheid tot het besturen van de betrokken motorrijtuigen, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend, beschikt over de voor het besturen van de betrokken motorrijtuigen vereiste rijvaardigheid en geschiktheid.
Artikel VII
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 18 april 2002
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
Uitgegeven de dertigste mei 2002
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals