Wijzigingswet Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (veterinair complex)
Wet van 30 januari 2002 tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (veterinair complex)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren te wijzigen ter zake van de bepalingen betreffende de bestrijding van dierziekten, ter zake van de verruiming van de toepassing van bestuursdwang, terzake van de verruiming van de bevoegdheid tot het heffen van een vergoeding van kosten overeenkomstig een vast te stellen tarief mede in verband met de implementatie van artikel 4 van richtlijn nr. 85/73/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles zoals bedoeld in de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG en 91/496/EEG (PbEG L 162), in verband waarmee het tevens wenselijk is de Veewet en de Landbouwwet te wijzigen, ter zake van het opnemen van een basis op grond waarvan bij het vorderen van medewerking van een productschap of bedrijfschap tevens kan worden bepaald dat tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden gesteld bij overtreding van de bij verordening te stellen regelen en dat het voorts wenselijk is een wettelijke mogelijkheid in te voeren om het tarief van de varkensheffing te kunnen verminderen in verband met redenen van dierenwelzijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.]
Artikel II
1
Een besluit op grond van de artikelen 21, 24, 29, 88, 98, 100, 101 of 104 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, alsmede een besluit op bezwaar tegen een dergelijk besluit, genomen voor de inwerkingtreding van deze wet, geldt als een besluit van Onze Minister.
2
In procedures en rechtsgedingen als bedoeld in de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht betreffende besluiten van een door Onze Minister aangewezen ambtenaar op grond van de hoofdstukken II, VIII en IX van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, treedt Onze Minister op als partij.
Artikel III
[Wijzigt de Veewet.]
Artikel IV
[Wijzigt de Landbouwwet.]
Artikel V
[Wijzigt de Wet op de economische delicten.]
Artikel VI
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 30 januari 2002
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, L. J. Brinkhorst
Uitgegeven de eenentwintigste februari 2002
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals