Wijzigingswet Faillissementswet (herziening schuldsaneringsregeling natuurlijke personen)
Wet van 24 mei 2007 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is dat de Faillissementswet wordt gewijzigd teneinde de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen te vereenvoudigen en de toegang tot de regeling beheersbaar te houden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Faillissementswet.]
Artikel Ia
[Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.]
Artikel Ib
[Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.]
Artikel Ic
[Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.]
Artikel Id
[Wijzigt de Wet op het consumentenkrediet.]
Artikel II
[Wijzigt de Wijzigingswet Faillissementswet (bevorderen effectiviteit surséance van betaling en faillissement)(Kamerstuk 27244).]
Artikel III
[Wijzigt de Faillissementswet.]
Artikel IV
1
Ten aanzien van schuldenaren op wie de schuldsaneringsregeling voorlopig van toepassing is verklaard, blijft het recht van toepassing zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, totdat onherroepelijk op het verzoek is beslist. Nadat onherroepelijk is beslist, blijft artikel 350, derde lid, onder f, buiten toepassing.
2
Op een saneringsplan dat op de datum van inwerkingtreding van deze wet door de rechter reeds is vastgesteld, blijft het recht van toepassing zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
3
Indien na de datum van inwerkingtreding van deze wet de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op grond van artikel 356, tweede lid, is artikel 358, eerste lid, niet van toepassing op vorderingen die voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358, vierde lid, die minder dan vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, onherroepelijk is geworden. Dit geldt ook voor een vordering die voortvloeit uit een veroordeling tot betaling van schadevergoeding die is vastgesteld door de burgerlijke rechter nadat de strafrechter die over het misdrijf of de overtreding heeft geoordeeld, heeft vastgesteld dat de vordering tot betaling van schadevergoeding of een deel daarvan slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, en die minder dan vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend onherroepelijk is geworden.
Artikel V
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 24 mei 2007
Beatrix
De Minister van Justitie ,E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de zevende juni 2007
De Minister van Justitie ,
e
M. H. Hirsch Ballin