Wijzigingswet Brandweerwet 1985
Wet van 11 november 1993, houdende wijziging van de Brandweerwet 1985 in verband met de oprichting van het Nederlands bureau brandweerexamens
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor de uitvoering en organisatie van brandweerexamens het Nederlands bureau brandweerexamens op te richten en daarover regels te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel II
a
a
In dit artikel wordt verstaan onder:
a
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
b
het bureau: het Nederlands bureau brandweerexamens, bedoeld in artikel 18g, eerste lid, van de Brandweerwet 1985;
c
de overgangsdatum: de datum waarop artikel I in werking treedt;
d
het personeelslid: degene die op de dag voor de overgangsdatum in dienst is bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, hetzij als ambtenaar, hetzij op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, en werkzaam is binnen de formatie van het Bureau Brandweerexamens van de directie Brandweer.
b
b
1
De vermogensbestanddelen van de Staat die worden toegerekend aan het bureau gaan onder algemene titel over op het bureau.
2
Van de overgang, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgezonderd de vermogensrechtelijke verplichtingen en vorderingen van de Staat ten aanzien van het personeel die verband houden met een voor het tijdstip van overgang geƫindigd dienstverband.
3
Bij liquidatie van het bureau gaan de vermogensbestanddelen onder algemene titel over op de Staat.
c
c
1
Tot bekostiging van de taak, bedoeld in artikel 18g, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 wordt aan het bureau over de begrotingsjaren 1994 en 1995 uit 's Rijks kas een bijdrage verstrekt die de grootte heeft van maximaal het exploitatietekort, waarbij de andere baten, bedoeld in artikel 18g, negende lid, van de Brandweerwet 1985, buiten beschouwing worden gelaten.
2
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verstrekking van de bijdragen, bedoeld in het eerste lid.
d
d
1
Ieder personeelslid ten aanzien van wie Onze Minister niet anders heeft beslist, wordt met ingang van de overgangsdatum van rechtswege eervol ontslagen onder gelijktijdige aanstelling bij het bureau.
2
Het personeelslid zal zonder wijziging van de aard van zijn aanstelling in dienst van het bureau een functie vervullen zoals die voorkomt in de formatie, bedoeld onder A, onderdeel d.
3
Voor zover op de overgangsdatum de aanstelling bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd is, geldt de aanstelling in tijdelijke dienst bij het bureau voor de nog niet verstreken tijd van deze aanstelling bij dat ministerie.
4
De aanstelling betreft een functie die zoveel mogelijk overeenkomt met de functie die het personeelslid laatstelijk vervulde in dienst bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
5
De arbeidsvoorwaarden zullen in hun geheel beoordeeld niet ongunstiger zijn dan die welke voor het personeelslid golden uit hoofde van zijn dienstverband bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Onze Minister stelt nadere regels ter zake.
6
In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid op de overgangsdatum niet aangesteld bij het bureau indien hij binnen drie weken na de datum van inwerkingtreding van dit onderdeel aan Onze Minister heeft medegedeeld dat hij bezwaren heeft tegen de overgang in dienst bij het bureau, tenzij hij voor de overgangsdatum de bezwaren heeft ingetrokken. Onze Minister stelt nadere regels met betrekking tot het onderzoek van de bezwaren. Onze Minister beslist op de bezwaren.
7
Indien Onze Minister voor de overgangsdatum de bezwaren ongegrond verklaart, vindt, tenzij het personeelslid binnen een week na de kennisgeving van de beslissing aan Onze Minister kenbaar maakt dit niet te willen, aanstelling plaats bij het bureau op de overgangsdatum dan wel, indien het einde van die week valt na de overgangsdatum, op de eerste van de volgende maand.
8
Indien Onze Minister voor de overgangsdatum de bezwaren geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, kan hij beslissen dat het personeelslid niet overgaat in dienst bij het bureau, dan wel het bureau verplichten het personeelslid een functie aan te bieden, waarvan de inhoud in overeenstemming is met zijn beslissing.
9
Indien het personeelslid op of na de overgangsdatum de bezwaren intrekt, vindt aanstelling bij het bureau plaats op de eerste dag van de daarop volgende maand.
10
Indien Onze Minister op of na de overgangsdatum de bezwaren ongegrond verklaart, vindt, tenzij het personeelslid binnen een week na de kennisgeving van de beslissing aan Onze Minister kenbaar maakt dit niet te willen, aanstelling bij het bureau plaats op de eerste dag van de volgende maand.
11
Indien Onze Minister op of na de overgangsdatum de bezwaren geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, kan hij beslissen dat het personeelslid niet overgaat in dienst bij het bureau, dan wel het bureau verplichten het personeelslid een functie aan te bieden, waarvan de inhoud in overeenstemming is met zijn beslissing.
12
Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
e
e
Wettelijke procedures en rechtsgedingen door of tegen de Staat waarbij het Bureau Brandweerexamens is betrokken, worden voortgezet door of tegen het bureau.
Artikel III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1994 met uitzondering van artikel II, onder A en D, dat in werking treedt met ingang van 1 november 1993. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1993, treedt zij in werking met ingang van de eerste dag van de derde maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, onder A en D, dat in werking treedt met ingang van de eerste dag van de maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 11 november 1993
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken,
c
I. Dales
Uitgegeven de elfde januari 1994
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin