Wijzigingswet Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Wet van 23 november 1992, tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met invoering van een weduwnaarspensioen op dezelfde voet en voorwaarden als het weduwenpensioen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het thans in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers bestaande onderscheid tussen mannen en vrouwen ongedaan te maken wat betreft de rechten die bij hun overlijden bestaan voor hun nabestaanden en aldus de beperkende voorwaarden op te heffen die thans zijn verbonden aan het recht op weduwnaarspensioen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel II
Alle pensioenen toegekend krachtens de artikelen 16 of 44 dan wel 61 of 88 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, zoals die artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, worden, voor zover zij op dat tijdstip worden genoten, met ingang van dat tijdstip geacht te zijn toegekend krachtens artikel 15 dan wel artikel 60 van de genoemde wet.
Artikel III
1
Geen recht op pensioen ingevolge deze wet ontstaat, indien op de datum van overlijden van de vrouwelijke politieke ambtsdrager, gewezen politieke ambtsdrager of gepensioneerde politieke ambtsdrager in een overeenkomstig geval geen recht op weduwenpensioen of bijzonder weduwenpensioen zou zijn ontstaan ingevolge het overlijden van een mannelijke politieke ambtsdrager, gewezen politieke ambtsdrager of gepensioneerde politieke ambtsdrager.
2
Het pensioen waarop ingevolge deze wet recht ontstaat in verband met een overlijden voor de datum in inwerkingtreding van deze wet, wordt berekend als ware het recht ontstaan op de datum van overlijden.
Artikel IV
Ten aanzien van de aanspraken op nabestaandenpensioen die ingevolge deze wet worden verkregen vangt de termijn van vijf achtereenvolgende jaren, bedoeld in de artikelen 31 en 75 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, niet eerder aan dan op de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Artikel V
1
Indien ingevolge deze wet een nabestaandenpensioen of een bijzonder nabestaandenpensioen wordt toegekend, terwijl aan hetzelfde overlijden recht op wezenpensioen is ontleend, wordt het wezenpensioen herberekend.
2
Indien het nabestaandenpensioen of het bijzonder nabestaandenpensioen met terugwerkende kracht wordt toegekend en het wezenpensioen wordt herberekend, wordt het te veel betaalde wezenpensioen over de periode waarop de terugwerkende kracht betrekking heeft, niet teruggevorderd.
Artikel VI
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1986.
Artikel VII
De tekst van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 23 november 1992
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken,
c
I. Dales
Uitgegeven de zeventiende december 1992
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin