Wijzigingswet Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (invoering partnerpensioen)
Wet van 6 juni 1996 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (invoering partnerpensioen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers van het nabestaandenpensioen zich mede te doen uitstrekken tot anderen dan weduwen en weduwnaars;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.]
Artikel II
1
De artikelen 22b , 67 b en 145b van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, zoals die artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op een nabestaandenpensioen waarop recht is ontstaan voor dat tijdstip.
2
De bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot het recht op wezenpensioen, zoals die bepalingen luidden op de dag voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op een wezenpensioen waarop recht is ontstaan voor dat tijdstip.
Artikel III
Ten aanzien van een aanmelding als bedoeld in het bij deze wet in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers ingevoegde artikel 2a, die wordt gedaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, wordt de man of vrouw met wie degene die de aanmelding deed op hetzelfde woonadres in het persoonsregister is opgenomen, gelijk gesteld met de man of vrouw die als ingezetene met hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven als bedoeld in het evengenoemde artikel 2a.
Artikel IV
1
Een overlijden van een politieke ambtsdrager, gewezen politieke ambtsdrager of gepensioneerde politieke ambtsdrager tussen 31 december 1993 en 1 juli 1994 valt te rekenen vanaf de datum van overlijden onder de werking van de bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers inzake het nabestaanden- en wezenpensioen, zoals die bepalingen ingevolge deze wet zijn komen te luiden.
2
Voor de toepassing van het eerste lid wordt degene van wie op 1 juli 1994 aanmelding in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers mogelijk zou zijn geweest, op aanvraag aangemerkt als nabestaande vanaf de datum van het overlijden.
3
Ter zake van een overlijden van een politieke ambtsdrager, gewezen politieke ambtsdrager of gepensioneerd politieke ambtsdrager tussen 30 juni 1994 en 1 januari 1995 wordt op zijn aanvraag als nabestaande beschouwd degene van wie, hoewel niet aangemeld in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, aanmelding als evenbedoeld op de dag voor die van het overlijden mogelijk was.
Artikel V
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt met uitzondering van artikel I, onderdelen H, T en EE, terug tot en met 1 juli 1994.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 6 juni 1996
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken,
h
F. Dijkstal
Uitgegeven de vijfentwintigste juni 1996
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager