Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet vervaltermijn rechtsvorderingen Nederlands Beheersinstituut

 

Wet van 30 juni 1954, houdende vaststelling van een vervaltermijn voor rechtsvorderingen ter zake van beheer, gevoerd door het Nederlandse Beheersinstituut of door personen, door wie het zich heeft doen bijstaan of vertegenwoordigen of die het heeft te werk gesteld
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vervaltermijn te stellen, waarbinnen rechtsvorderingen ter zake van beheer, gevoerd door het Nederlandse Beheersinstituut of door personen, door wie het zich heeft doen bijstaan of vertegenwoordigen of die het heeft te werk gesteld, moeten worden ingesteld;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
1
Rechtsvorderingen tegen de Staat, de Raad voor het Rechtsherstel, de samengevoegde Afdeling Beheer, Voorzieningen voor Afwezigen en Voorzieningen voor Rechtspersonen van de Raad voor het Rechtsherstel, het Nederlandse Beheersinstituut en personen, door wie dit instituut zich heeft doen bijstaan of vertegenwoordigen of die het heeft te werk gesteld, ter zake van door dat instituut of die personen gevoerd beheer of gegrond op de eigendom van door hen beheerd vermogen, voor zover niet strekkende tot enkele afgifte van nog onder de gedaagde berustende bepaalde zaken, kunnen niet meer worden ingesteld, wanneer een termijn van twee jaren is verlopen, zowel sedert het tijdstip, waarop het beheer feitelijk is geëindigd, als sedert het inwerkingtreden van deze wet.
2
Voor zover de rechtsvordering haar grondslag vindt in een gedraging, ter zake waarvan tijdig beroep is ingesteld bij de voorzitter of de afdeling rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel, eindigt de in het eerste lid bedoelde termijn niet voordat twee jaren zijn verlopen sedert de einduitspraak op dat beroep.

Artikel 2
Ingeval de belanghebbende redelijkerwijs niet in staat is geweest een rechtsvordering, als bedoeld in artikel 1, binnen de daar gestelde tijd in te stellen, eindigt de in artikel 1 bedoelde termijn niet, zolang niet twee jaren zijn verlopen sedert de dag, waarop de verhindering is geëindigd.

Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 30 Juni 1954
juliana
De Minister van Justitie,
l
A. DONKER.
Uitgegeven de dertiende Juli 1954.
De Minister van Justitie,
l
A. DONKER.