Wet verlening van vorderingsbevoegdheid in verband met verontreiniging van gronden in Lekkerkerk
Wet van 4 juni 1980, houdende verlening van vorderingsbevoegdheid in verband met verontreiniging van gronden in Lekkerkerk
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is vorderingsbevoegdheid aan de overheid te verlenen in verband met ernstige verontreiniging van gronden in Lekkerkerk;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Onze Minister van Binnenlandse Zaken is bevoegd in het belang van de zuivering van de bodem ten behoeve van de Staat, andere lichamen of personen het eigendomsrecht op of een recht tot gebruik van onroerende zaken gelegen in de gemeente Lekkerkerk te vorderen in verband met de aldaar gebleken verontreiniging van de bodem.
Artikel 2
1
De Vorderingswet 1962 is van toepassing met dien verstande dat:
1
de artikelen 3, 5, 9, derde lid, en 13, derde lid, tweede zin, buiten toepassing blijven;
2
de bevoegdheid bedoeld in artikel 29 toekomt aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.
2
Bij de bepaling van de schadevergoeding blijft de verontreiniging van de bodem buiten beschouwing.
3
Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan een voorschot op de schadevergoeding toekennen.
Artikel 3
Indien degene van wie de vordering is gedaan ter zake van de ten gevolge van de verontreiniging geleden schade rechten tegen derden heeft, gaan die rechten bij wege van subrogatie over op de Staat indien en voor zover deze die schade vergoedt.
Artikel 4
Deze wet treedt in werking op de dag na die van de uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriƫle departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Lage Vuursche, 4 juni 1980
Beatrix
De Minister van Justitie,
j
de Ruiter
Uitgegeven de vierde juni 1980
De Minister van Justitie,
j
de Ruiter