Wet overbrenging consignatiekas naar de Nederlandsche Bank
Wet van 27 maart 1936, tot overbrenging van de consignatiekas voor het bewaren van effecten aan toonder naar de Nederlandsche Bank
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is de consignatiekas voor het bewaren van effecten aan toonder, bedoeld in de artikelen 391, 392 en 397 van het Burgerlijk Wetboek, te doen houden door de Nederlandsche Bank;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
[1.] Tot het bewaren van effecten aan toonder die aan een minderjarige of onder curatele gestelde toebehoren en waarvan de kantonrechter heeft bepaald dat zij moeten worden bewaard bij de Nederlandsche Bank, wordt door deze bank een consignatiekas gehouden.
[2.] In deze consignatiekas worden insgelijks bewaard de effecten aan toonder die een voogd of curator, tot zekerheid voor zijn beheer, krachtens bevel van de kantonrechter in pand moet geven.
[3.] Bij de inbewaargeving wordt de in het eerste of tweede lid bedoelde rechterlijke beschikking, of een authentiek afschrift daarvan, overgelegd.
Artikel 2
[1.] De in artikel 1, lid 2, bedoelde effecten moeten in bewaring gegeven worden met de daarbij behoorende talons, coupons en dividendbewijzen; de in artikel 1, lid 1, bedoelde effecten behooren bij de inbewaargeving van diezelfde stukken voorzien te zijn, voor zooverre deze aanwezig zijn.
[2.] De Nederlandsche Bank geeft aan den bewaargever of diens vertegenwoordiger een schriftelijk bewijs van de ontvangst der effecten af, waarin zij verklaart deze in bewaring te hebben genomen krachtens de in het derde lid van artikel 1 bedoelde beschikking, en waarin de effecten nauwkeurig worden omschreven.
Artikel 3
De bemoeiingen van de Nederlandsche Bank met de krachtens deze wet in bewaring gegeven effecten, evenals het daarvoor te bedingen loon, worden bij algemeenen maatregel van bestuur geregeld. Op de Nederlandsche Bank rust ter zake van het bewaren van deze fondsen de aansprakelijkheid, die zij krachtens hare Voorwaarden van bewaarneming op zich neemt.
Artikel 4
[1.] Alle gelden, welke de Nederlandsche Bank op effecten in de consignatiekas dan wel op de coupons, dividendbewijzen of talons van die effecten int, blijven, indien zij niet geheel als vruchten van die effecten kunnen worden aangemerkt, in de consignatiekas berusten, behoudens de toepassing van hetgeen in de artikelen 5 en 6 is bepaald. Over deze gelden wordt geen rente vergoed.
[2.] De bewaargevers kunnen aan de Nederlandsche Bank schriftelijk opdracht geven met deze gelden bepaalde aan toonder luidende fondsen te doen aankopen. Voor zover de gelden aan een minderjarige of onder curatele gestelde toebehoren, moet een tot die aankoop strekkende machtiging van de kantonrechter worden overgelegd.
Artikel 5
[1.] Behoudens de uitzonderingen in deze wet genoemd, worden door de Nederlandsche Bank uit deze bewaargevingen geen effecten teruggegeven of gelden uitbetaald, dan tegen overlegging van eene rechterlijke beschikking of een authentiek afschrift daarvan, houdende machtiging tot teruggave of uitbetaling onder vermelding van den persoon aan wien teruggegeven of uitbetaald moet worden.
[2.] De machtiging wordt verzocht van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement, waarin de woonplaats van de minderjarige of onder curatele gestelde is gelegen.
[3.] Voor zooverre zoodanig verzoek door den wettelijke vertegenwoordiger gedurende zijn bewind wordt gedaan, wordt het behandeld overeenkomstig de regelen, geldende voor het procesrecht in zaken van personen- en familierecht. De machtiging wordt verleend, indien de reden voor bewaargeving vervallen is, en voorts indien zulks den kantonrechter in het belang van den minderjarige of onder curateele gestelde noodzakelijk, nuttig of wenschelijk blijkt te zijn of indien het belang van den wettelijke vertegenwoordiger zulks volstrekt eischt. Bij de machtiging kan de afgifte of uitbetaling afhankelijk gesteld worden van bewaargeving bij de consignatiekas van andere bepaalde effecten. Bij afwijzing van het verzoek kan de wettelijke vertegenwoordiger binnen veertien dagen na de dagteekening der beschikking in hooger beroep komen.
[4.] Het verzoek van den meerderjarig gewordene of van hem, wiens curateele is opgeheven, alsook het verzoek van den wettelijke vertegenwoordiger, wiens bewind als zoodanig is geëindigd en die aan zijn verplichtingen heeft voldaan, is dadelijk voor toewijzing vatbaar.
[5.] Als teruggave wordt niet aangemerkt het lichten van stukken uit de bewaargeving ter incasseering, verwisseling, converteering, inlevering en dergelijke handelingen door bemiddeling van de Nederlandsche Bank.
Artikel 6
De Nederlandsche Bank kan, ondanks het bepaalde in het vorige artikel, ook zonder daartoe bij rechterlijke beschikking te zijn gemachtigd, effecten, in pand gegeven door een voogd of curator, aan dezen op zijn verzoek teruggeven, mits die effecten tegelijkertijd vervangen worden door een op het tijdstip der terugneming gelijkwaardig bedrag aan effecten, ten genoegen van de Nederlandsche Bank.
Artikel 7
[1.] In alle gevallen, waarin ten opzichte van een in bewaring gegeven fonds de rechthebbende gesteld wordt voor eene keuze, of waarin zijne toestemming gevraagd wordt voor eene handeling die wijziging brengt in de waarde, den aard of den rentevoet van het fonds, kunnen de Nederlandsche Bank en de bewaargever in onderling overleg beslissen en verricht de Nederlandsche Bank de handelingen, die hiervan het gevolg zijn.
[2.] Leidt dit overleg niet tot overeenstemming of wenscht de Nederlandsche Bank tot eene beslissing niet mede te werken, dan beslist, op verzoek van den bewaargever, de in artikel 5, lid 2, bedoelde kantonrechter zonder hoogere voorziening, waarna het slot van het vorige lid toepasselijk is.
Artikel 8
[1.] Een voorkeursrecht, voortspruitende uit het bezit van een der krachtens deze wet in bewaring gegeven stukken, maakt de Nederlandsche Bank te gelde.
[2.] De wettelijke vertegenwoordiger zal echter bevoegd zijn de bewijzen tot uitoefening van het voorkeursrecht uit de bewaarneming terug te nemen, indien hij, uiterlijk op den derden dag vóór dien waarop het voorkeursrecht vervalt of met goedvinden van de Nederlandsche Bank op een later tijdstip, eene beschikking van den in artikel 5, lid 2, bedoelden kantonrechter overlegt, houdende toestemming tot afgifte van het stuk, waarmede het voorkeursrecht wordt uitgeoefend. De kantonrechter beslist zonder hoogere voorziening.
Artikel 9
[1.] Het Rijk waarborgt jegens den bewaargever en dengene te wiens behoeve de inbewaargeving is geschied de nakoming door de Nederlandsche Bank van hare verplichtingen. Het Rijk kan ter afwijzing van aansprakelijkheid geen beroep doen op van het gemeene recht afwijkende bepalingen door de Nederlandsche Bank gesteld in hare bij artikel 3 bedoelde voorwaarden.
[2.] Indien op grond van het vorige lid het Rijk aan belanghebbenden schade vergoedt, treedt het van rechtswege in de rechten en rechtsvorderingen, welke die belanghebbenden jegens de Nederlandsche Bank zouden hebben kunnen doen gelden.
Artikel 10
[1.] De bij het in werking treden van deze wet in de consignatiekas aanwezige waarden worden door de beheerders zoo spoedig mogelijk, in overleg met de Nederlandsche Bank, aan deze overgedragen.
[2.] De Nederlandsche Bank geeft een bewijs in drievoud af als bedoeld is in artikel 2, laatste lid, waarvan één exemplaar bestemd is voor den bewaargever en één voor ieder der beide ambtenaren, onder wier toezicht de bewaring tot dusver plaats heeft gehad.
Artikel 11
Wij behouden Ons voor om al wat tot de uitvoering dezer wet behoort, in verband met vorenstaande bepalingen, te regelen of te doen regelen.
Artikel 12
De wet van 26 Mei 1841, Staatsblad n° 14, vervalt.
Artikel 13
Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, den 27sten Maart 1936
wilhelmina
De Minister van Justitie,
VAN SCHAIK.
De Minister van Financiën,
oud
Uitgegeven den zevenden April 1936.
De Minister van Justitie,
VAN SCHAIK.