Wet op de rechtsbijstand
Artikel 1
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a
Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
b
raad: de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II;
c
bureau: het onder de raad ressorterende bureau rechtsbijstandvoorziening;
d
stichting: de door de raad gesubsidieerde stichting rechtsbijstand;
e
rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;
f
rechtzoekende: degene die op grond van onvoldoende financiƫle draagkracht aanspraak kan maken op rechtsbijstand, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld, alsmede degene die met het oog op de toepassing van artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering als benadeelde partij zijn schade wil vorderen dan wel zijn schade wil vorderen als slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf;
g
jaarplan: het door de raad op te stellen jaarplan, bedoeld in artikel 7, tweede lid;
h
rechtsbijstandverlener: de advocaat, de medewerker van de stichting, bedoeld in artikel 22, eerste lid, en de personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid onder c;
i
toevoeging: de toevoeging van een rechtsbijstandverlener, bedoeld in artikel 24, eerste lid;
j
peiljaar: het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een toevoeging wordt gedaan;
k
bijstandsnorm: de norm voor gehuwden, genoemd in artikel 21, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand, verminderd met het overeenkomstig artikel 19, derde lid, van die wet vastgestelde bedrag van de vakantietoeslag;
l
inkomen: het inkomen, zoals berekend ingevolge de artikelen 34a tot en met 34e;
m
verzamelinkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
n
belastbaar loon: het belastbaar loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964;
o
vermogen: het gemiddelde van de rendementsgrondslagen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001;
p
heffingvrij vermogen: het heffingvrij vermogen, bedoeld in de artikelen 5.5 en 5.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
q
inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2
[Vervallen.]
3
In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder advocaten mede verstaan de personen, bedoeld in artikel 16h van de Advocatenwet.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.