Wet grensoverschrijdende betaaldiensten
- Wet grensoverschrijdende betaaldiensten
- Hoofdstuk I. Definities
- Artikel 1
- Hoofdstuk II. Informatieverstrekking betreffende grensoverschrijdende overmakingen
- Artikel 2, 3
- Hoofdstuk III. Verplichtingen betreffende grensoverschrijdende overmakingen
- Artikel 4, 5, 6, 7
- Hoofdstuk IV. Uitvoering overeenkomstig de instructies
- Artikel 8, 9, 10
- Hoofdstuk V. Verplichtingen indien de rekening van de begunstigde niet met het overeengekomen bedrag wordt gecrediteerd
- Artikel 11, 12, 13, 14
- Hoofdstuk VI. Overmacht
- Artikel 15
- Hoofdstuk VII. Geschillen
- Artikel 16
- Hoofdstuk VIII. Overige artikelen
- Artikel 17, 18, 19
Wet van 12 november 1998, houdende bepalingen met betrekking tot de dienstverlening op het gebied van grensoverschrijdende overmakingen (Wet grensoverschrijdende betaaldiensten)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is ter uitvoering van richtlijn nr 97/5/EG van het Europees parlement en de Raad van 27 januari 1997, PbEG Nr L 43/25, regels te geven met betrekking tot de dienstverlening op het gebied van grensoverschrijdende overmakingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Definities
Artikel 1
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
a
lid-staat: een Staat die lid is van de Europese Unie alsmede een Staat, niet zijnde een lid-staat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b
grensoverschrijdende overmaking: een transactie waarbij ingevolge de opdracht van een cliënt een betalingsverkeerinstelling of een buitenlandse instelling een geldbedrag luidende in een valuta van de lid-staten of in euro's en met een waarde van maximaal 50 000, op een rekening bij een onderneming of instelling in een andere lid-staat ten behoeve van een begunstigde ter beschikking stelt;
c
betalingsverkeerinstelling: een onderneming of instelling die in Nederland gevestigd is en die in het kader van haar werkzaamheden grensoverschrijdende overmakingen uitvoert;
d
bemiddelende instelling: een onderneming of instelling die in Nederland is gevestigd, niet zijnde de betalingsverkeerinstelling van een opdrachtgever of van een begunstigde, die bij de uitvoering van een grensoverschrijdende overmaking betrokken is;
e
buitenlandse instelling: een onderneming of instelling die gevestigd is in een lid-staat, niet zijnde Nederland, en die in het kader van haar werkzaamheden grensoverschrijdende overmakingen uitvoert;
f
buitenlandse bemiddelende instelling: een onderneming of instelling, niet zijnde de buitenlandse instelling van een opdrachtgever of van een begunstigde, die gevestigd is in een lid-staat, niet zijnde Nederland, die bij de uitvoering van een grensoverschrijdende overmaking betrokken is;
g
opdrachtgever: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een betalingsverkeerinstelling, een bemiddelende instelling, buitenlandse instelling of een buitenlandse bemiddelende instelling, die opdracht geeft tot het uitvoeren van een grensoverschrijdende overmaking;
h
begunstigde: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan wie het met de overmaking overeenkomende geldbedrag ter beschikking wordt gesteld op een rekening waarover hij kan beschikken;
i
datum van aanvaarding: datum van vervulling van alle voorwaarden die door een betalingsverkeerinstelling zijn gesteld voor de uitvoering van een opdracht tot een grensoverschrijdende overmaking;
j
werkdag: een dag waarop een betalingsverkeerinstelling, een bemiddelende instelling, buitenlandse instelling of een buitenlandse bemiddelende instelling die geacht wordt werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de uitvoering van een grensoverschrijdende overmaking bedrijfsmatig open is voor het publiek;
k
de verordening: Verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro (PbEG L 344).
Hoofdstuk II. Informatieverstrekking betreffende grensoverschrijdende overmakingen
Artikel 2
De betalingsverkeerinstelling verstrekt aan haar cliënten die als opdrachtgever of als begunstigde betrokken zijn bij of het voornemen hebben tot een grensoverschrijdende overmaking, in een bevattelijke vorm schriftelijk en eventueel langs elektronische weg, informatie over de voorwaarden voor grensoverschrijdende overmakingen. De informatie behelst, onverminderd hetgeen in de verordening, indien van toepassing, bepaald is:
a
een opgave van de termijn die bij het uitvoeren van een grensoverschrijdende overmaking nodig is om de rekening van de instelling van de begunstigde met het geld te crediteren alsmede het tijdstip waarop die termijn aanvangt;
b
een opgave van de termijn die bij ontvangst van een bedrag uit een grensoverschrijdende overmaking nodig is om de rekening van de begunstigde te crediteren;
c
de berekeningswijze van alle door de cliënt aan de betalingsverkeerinstelling te betalen provisies en kosten en de eventuele tarieven;
d
de valutadatum, voor zover de betalingsverkeerinstelling een valutadatum hanteert;
e
een opgave van de klachten- en beroepsprocedures die voor de cliënt als opdrachtgever of de begunstigde openstaan, en van de wijze waarop hij daartoe toegang heeft; en
f
de gegevens aan de hand waarvan de toe te passen wisselkoers wordt bepaald.
Artikel 3
1
Een betalingsverkeerinstelling verstrekt na het uitvoeren van een grensoverschrijdende overmaking of het ontvangen van een bedrag uit een grensoverschrijdende overmaking de opdrachtgever dan wel de begunstigde, tenzij deze daar uitdrukkelijk van afziet, in een bevattelijke vorm schriftelijk en eventueel langs elektronische weg, informatie over de grensoverschrijdende overmaking. De informatie behelst, onverminderd hetgeen in de verordening, indien van toepassing, bepaald is:
a
een mededeling aan de hand waarvan de cliënt kan vaststellen om welke grensoverschrijdende overmaking het gaat;
b
het oorspronkelijke bedrag van de grensoverschrijdende overmaking;
c
het bedrag van alle door de cliënt verschuldigde provisies en kosten; en
d
de valutadatum indien deze door de betalingsverkeerinstelling wordt toegepast.
2
Indien een opdrachtgever bepaald heeft dat de kosten betreffende de grensoverschrijdende overmaking geheel of gedeeltelijk voor rekening van de begunstigde moeten komen, wordt de begunstigde door de betalingsverkeerinstelling van de begunstigde daarvan in kennis gesteld.
3
Indien bij het uitvoeren van een grensoverschrijdende overmaking of het ontvangen van een bedrag uit een grensoverschrijdende overmaking het overgemaakte bedrag door de betalingsverkeerinstelling van de opdrachtgever dan wel de begunstigde is omgewisseld in een andere valuta, deelt deze haar opdrachtgever dan wel begunstigde de daarbij toegepaste wisselkoers mee.
Hoofdstuk III. Verplichtingen betreffende grensoverschrijdende overmakingen
Paragraaf 1. Verplichtingen van een betalingsverkeerinstelling inzake de inhoud van een overeenkomst tot het uitvoeren van een grensoverschrijdende overmaking
Artikel 4
De betalingsverkeerinstelling die een overeenkomst met een cliënt aangaat met betrekking tot een grensoverschrijdende overmaking waarvan de specificaties nauwkeurig omschreven zijn, moet zich op verzoek van die cliënt verbinden ten aanzien van:
a
een termijn die voor het uitvoeren van de overmaking of voor het crediteren van de rekening van de cliënt met het uit een grensoverschrijdende overmaking ontvangen bedrag nodig is; en
b
de met de overeenkomst verband houdende provisies en de kosten, uitgezonderd de toe te passen wisselkoers.
Paragraaf 2. Verplichtingen van de betalingsverkeerinstelling ter uitvoering van een grensoverschrijdende overmaking
Artikel 5
1
Een betalingsverkeerinstelling die een opdracht tot een grensoverschrijdende overmaking heeft aanvaard draagt er zorg voor dat de rekening van de buitenlandse instelling van de begunstigde binnen de termijn die met de opdrachtgever is overeengekomen of, wanneer geen termijn is overeengekomen, binnen vijf werkdagen volgend op de datum van aanvaarding van de opdracht tot de grensoverschrijdende overmaking, wordt gecrediteerd.
2
Indien de in lid 1 bedoelde termijn niet wordt nagekomen, heeft de opdrachtgever recht op een vergoeding van zijn betalingsverkeerinstelling.
3
De vergoeding bedoeld in het tweede lid, bedraagt de wettelijke rente op het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking over de periode tussen het einde van de overeengekomen termijn of, wanneer geen termijn is overeengekomen, het einde van de vijfde werkdag volgend op de datum van aanvaarding van de opdracht tot de grensoverschrijdende overmaking en de datum waarop de rekening van de buitenlandse instelling van de begunstigde met het bedrag wordt gecrediteerd.
4
Vergoeding uit hoofde van de voorgaande leden is niet verschuldigd, indien de betalingsverkeerinstelling van de opdrachtgever aantoont dat de vertraging aan de opdrachtgever te wijten is.
5
De uit de voorgaande leden voortvloeiende rechten en bevoegdheden komen aan de opdrachtgever toe, onverminderd al zijn andere rechten en bevoegdheden.
Paragraaf 3. Verplichtingen van een betalingsverkeerinstelling die een bedrag uit een grensoverschrijdende overmaking ontvangt
Artikel 6
1
Een betalingsverkeerinstelling dient een uit een grensoverschrijdende overmaking ontvangen bedrag aan de begunstigde ter beschikking te stellen binnen de met de begunstigde overeengekomen termijn of, wanneer geen termijn is overeengekomen, voor het einde van de werkdag volgend op de dag waarop de rekening van de betalingsverkeerinstelling van de begunstigde met het bedrag is gecrediteerd.
2
Indien de in lid 1 bedoelde termijn niet wordt nagekomen, heeft de begunstigde recht op een vergoeding van zijn betalingsverkeerinstelling.
3
De vergoeding bedoeld in het tweede lid bedraagt de wettelijke rente op het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking over de periode tussen het einde van de in lid 1 bedoelde termijn en de datum waarop de rekening van de begunstigde met het bedrag is gecrediteerd.
4
Vergoeding uit hoofde van de voorgaande leden is niet verschuldigd, indien de betalingsverkeerinstelling van de begunstigde aantoont dat de vertraging aan de begunstigde te wijten is.
5
De uit de voorgaande leden voortvloeiende rechten en bevoegdheden komen aan de begunstigde toe, onverminderd al zijn andere rechten en bevoegdheden.
Paragraaf 4. Verplichtingen van een bemiddelende instelling
Artikel 7
1
Indien een grensoverschrijdende overmaking niet binnen de termijn die voortvloeit uit artikel 5, eerste lid, is uitgevoerd, en dit te wijten is aan een bemiddelende instelling, heeft de betalingsverkeerinstelling van de opdrachtgever of buitenlandse instelling van de opdrachtgever recht op een vergoeding van de bemiddelende instelling.
2
De vergoeding bedoeld in het eerste lid, bedraagt de wettelijke rente op het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking over de periode tussen het einde van de termijn bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de datum waarop de rekening van de betalingsverkeerinstelling of de buitenlandse instelling van de begunstigde met het bedrag wordt gecrediteerd.
3
De uit de voorgaande leden voortvloeiende rechten en bevoegdheden komen aan de bij de uitvoering van de grensoverschrijdende overmaking betrokken instellingen toe, onverminderd al hun andere rechten en bevoegdheden.
Hoofdstuk IV. Uitvoering overeenkomstig de instructies
Paragraaf 1. Uitvoering van de opdracht tot een grensoverschrijdende overmaking door een betalingsverkeerinstelling overeenkomstig de instructies
Artikel 8
1
De betalingsverkeerinstelling van een opdrachtgever is verplicht, na aanvaarding van een opdracht tot een grensoverschrijdende overmaking, de grensoverschrijdende overmaking voor het volledige bedrag daarvan uit te voeren, met dien verstande dat indien de opdrachtgever uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat de kosten van de grensoverschrijdende overmaking geheel of gedeeltelijk voor rekening van de begunstigde moeten komen, de betalingsverkeerinstelling deze kosten op dat bedrag in mindering mag brengen.
2
De betalingsverkeerinstelling van een opdrachtgever is, indien zij, danwel een bemiddelende instelling of een buitenlandse bemiddelende instelling, in strijd met lid 1 een bedrag in mindering heeft gebracht op het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking, verplicht om, op verzoek van de opdrachtgever, het in mindering gebrachte bedrag zonder enige inhouding, en zonder kosten in rekening te brengen, aan de begunstigde over te maken, tenzij de opdrachtgever verlangt dat hij voor dat bedrag wordt gecrediteerd en onverminderd enige andere vordering.
Paragraaf 2. Uitvoering overeenkomstig de instructies door een betalingsverkeerinstelling die een bedrag uit een grensoverschrijdende overmaking ontvangt
Artikel 9
1
De betalingsverkeerinstelling van een begunstigde is verplicht, na aanvaarding van een bedrag uit een grensoverschrijdende overmaking, de rekening van de begunstigde voor het volledige bedrag daarvan te crediteren met dien verstande dat indien de opdrachtgever uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat de kosten van de grensoverschrijdende overmaking geheel of gedeeltelijk voor rekening van de begunstigde moeten komen, de betalingsverkeerinstelling van de begunstigde deze kosten op dat bedrag in mindering mag brengen. De betalingsverkeerinstelling van een begunstigde is, onverminderd enige andere vordering, verplicht elk door hem in strijd met de instructies van de opdrachtgever in mindering gebracht bedrag, zonder kosten in rekening te brengen, alsnog ter beschikking van de begunstigde te stellen.
2
Niettegenstaande het eerste lid kunnen de betalingsverkeerinstelling van de begunstigde en de begunstigde overeenkomen dat de kosten terzake van het beheer van een rekening ten laste worden gebracht van de begunstigde. Het in rekening brengen van deze kosten kan evenwel niet door de betalingsverkeerinstelling worden aangevoerd als reden om de haar bij het eerste lid opgelegde verplichtingen niet na te komen.
Paragraaf 3. Uitvoering overeenkomstig de instructies door een bemiddelende instelling
Artikel 10
1
Een bemiddelende instelling is verplicht, na aanvaarding van de opdracht tot bemiddeling bij een grensoverschrijdende overmaking, het volledige van haar opdrachtgever verkregen bedrag over te maken, met dien verstande dat indien haar opdrachtgever uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat de kosten van de grensoverschrijdende overmaking geheel of gedeeltelijk voor rekening van de begunstigde moeten komen, de bemiddelende instelling deze kosten op dat bedrag in mindering mag brengen.
2
Een bemiddelende instelling die in strijd met lid 1 een bedrag in mindering brengt, is verplicht het in mindering gebrachte bedrag zonder enige inhouding en zonder kosten in rekening te brengen aan haar opdrachtgever dan wel, indien haar opdrachtgever daarom vraagt, aan de begunstigde over te maken of te doen overmaken.
Hoofdstuk V. Verplichtingen indien de rekening van de begunstigde niet met het overeengekomen bedrag wordt gecrediteerd
Afdeling 1. Retourneringsverplichtingen
Paragraaf 1. Retourneringsverplichtingen van een betalingsverkeerinstelling van een opdrachtgever
Artikel 11
1
Indien, na aanvaarding van de opdracht tot een grensoverschrijdende overmaking door de betalingsverkeerinstelling, de rekening van de buitenlandse instelling van de begunstigde niet met het overeengekomen bedrag wordt gecrediteerd, is de betalingsverkeerinstelling van een opdrachtgever, onverminderd enige andere vordering, verplicht op verzoek van de opdrachtgever de rekening van de opdrachtgever te crediteren voor het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking vermeerderd met:
a
de wettelijke rente op het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking over de periode tussen de datum van aanvaarding van de opdracht tot de grensoverschrijdende overmaking en de datum van creditering; en
b
het bedrag van de met de grensoverschrijdende overmaking verband houdende provisies en kosten die door de opdrachtgever zijn betaald.
2
De in lid 1 bedoelde bedragen worden ter beschikking van de opdrachtgever gesteld binnen een termijn van veertien werkdagen na de datum waarop de opdrachtgever daartoe een verzoek heeft ingediend, tenzij de rekening van de buitenlandse instelling van de begunstigde inmiddels met het met de overmakingsopdracht overeenkomende bedrag gecrediteerd is.
3
Het in het eerste lid bedoelde verzoek mag niet worden ingediend vóór het verstrijken van de tussen de opdrachtgever en diens betalingsverkeerinstelling voor de uitvoering van de grensoverschrijdende overmaking overeengekomen termijn of, wanneer geen termijn is overeengekomen, het verstrijken van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde termijn.
4
De in het eerste lid genoemde verplichting is niet van toepassing indien een grensoverschrijdende overmaking niet tot stand is gekomen ingevolge niet-uitvoering van de grensoverschrijdende overmaking door een bemiddelende instelling of buitenlandse bemiddelende instelling die is gekozen door de buitenlandse instelling van de begunstigde.
Paragraaf 2. Terugbetalingsverplichting van een bemiddelende instelling
Artikel 12
1
Indien, na aanvaarding van de opdracht tot bemiddeling bij een grensoverschrijdende overmaking door een bemiddelende instelling, de rekening van de betalingsverkeerinstelling of buitenlandse instelling van een begunstigde niet met het daarmee overeenkomende bedrag wordt gecrediteerd, is de bemiddelende instelling verplicht op verzoek van de betalingsverkeerinstelling of buitenlandse instelling het bedrag van die overmaking, inclusief de aan de opdracht verbonden kosten en de wettelijke rente op het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking over de periode tussen de datum van aanvaarding van de opdracht tot bemiddeling bij een grensoverschrijdende overmaking en de datum van creditering, zonder kosten in rekening te brengen, weer ter beschikking te stellen aan de betalingsverkeerinstelling of buitenlandse instelling die haar de opdracht tot bemiddeling bij die overmaking heeft gegeven. Indien de grensoverschrijdende overmaking niet tot stand is gekomen ingevolge foutieve of onvolledige instructies van de betalingsverkeerinstelling of buitenlandse instelling, moet de bemiddelende instelling al het mogelijke doen om het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking weer ter beschikking van deze instellingen te stellen.
2
De in lid 1 genoemde verplichting is niet van toepassing indien een grensoverschrijdende overmaking niet naar behoren tot stand is gekomen ingevolge niet-uitvoering van de grensoverschrijdende overmaking door een bemiddelende instelling of buitenlandse bemiddelende instelling die is gekozen door de betalingsverkeerinstelling of buitenlandse instelling van de begunstigde. In dat geval is de bemiddelende instelling in afwijking van het eerste lid verplicht het bedrag aan de betalingsverkeerinstelling of buitenlandse instelling van de begunstigde ter beschikking te stellen.
Afdeling 2. Uitzonderingsbepalingen met betrekking tot de retourneringsverplichting
Artikel 13
Indien een grensoverschrijdende overmaking niet tot stand is gekomen ingevolge niet-uitvoering van de grensoverschrijdende overmaking door een bemiddelende instelling of buitenlandse bemiddelende instelling die is gekozen door de betalingsverkeerinstelling van de begunstigde, is de betalingsverkeerinstelling van de begunstigde verplicht het met de grensoverschrijdende overmaking overeenkomende bedrag ter beschikking van de begunstigde te stellen.
Artikel 14
1
Indien de creditering van een rekening van de instelling van de begunstigde met het bedrag van de grensoverschrijdende overmaking niet tot stand is gekomen ingevolge foutieve of onvolledige instructies van de opdrachtgever aan zijn betalingsverkeerinstelling, of ingevolge niet-uitvoering van de overmaking door een bemiddelende instelling of buitenlandse bemiddelende instelling die uitdrukkelijk door de opdrachtgever is gekozen, zijn in afwijking van de verplichtingen die ingevolge de artikelen 11 en 12 op hen zouden rusten, de betalingsverkeerinstelling van de opdrachtgever en de bij de transactie betrokken bemiddelende instellingen slechts verplicht al het mogelijke te doen om het bedrag van de overmaking terug te betalen.
2
Wanneer het bedrag bedoeld in het eerste lid, is terugverkregen door de betalingsverkeerinstelling van de opdrachtgever, is deze betalingsverkeerinstelling verplicht de opdrachtgever voor dat bedrag te crediteren.
3
Het bedrag bedoeld in het tweede lid, mag worden verminderd met de voor de betalingsverkeerinstelling van de opdrachtgever en de bij de transactie betrokken bemiddelende instellingen aan de terugverkrijging verbonden kosten, mits deze worden gespecificeerd.
Hoofdstuk VI. Overmacht
Artikel 15
Betalingsverkeerinstellingen en bemiddelende instellingen die bij de uitvoering van een grensoverschrijdende overmaking zijn betrokken, zijn vrijgesteld van de bij deze wet opgelegde verplichtingen indien er sprake is van overmacht. Onder overmacht wordt in deze wet verstaan abnormale en onvoorziene omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden.
Hoofdstuk VII. Geschillen
Artikel 16
1
De betalingsverkeerinstellingen dragen zorg voor de invoering van een geschillencommissie voor de regeling van geschillen tussen een opdrachtgever en zijn instelling en tussen een begunstigde en zijn instelling.
2
Bij koninklijk besluit kan, indien de verplichting bedoeld in het eerste lid leidt tot overeenstemming over een regeling voor een gezamenlijke geschillencommissie, worden bepaald, dat alle betalingsverkeerinstellingen als bedoeld in het eerste lid verplicht zijn aan de uitvoering van die regeling mede te werken.
3
Bij koninklijk besluit kan, indien de verplichting bedoeld in het eerste lid niet leidt tot de instelling van een geschillencommissie of indien de bestaande geschillencommissie wordt ontbonden, dan wel indien de regeling bedoeld in het tweede lid, waaromtrent overeenstemming is bereikt, niet de instemming van Onze Minister heeft, een regeling als bedoeld in het tweede lid worden ingevoerd, nadat de betalingsverkeerinstellingen in de gelegenheid zijn gesteld hun gevoelen omtrent de inhoud van de regeling voor de in te voeren geschillencommissie kenbaar te maken.
4
De geschillencommissie regelt tevens geschillen tussen een opdrachtgever in de zin van de verordening en zijn instelling alsmede geschillen tussen een begunstigde in de zin van de verordening en zijn instelling, voor zover deze geschillen betrekking hebben op het in de verordening bepaalde.
Hoofdstuk VIII. Overige artikelen
Artikel 17
Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, kan van het bij of krachtens deze wet bepaalde ten nadele van een opdrachtgever of begunstigde niet worden afgeweken.
Artikel 18
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 19
Deze wet wordt aangehaald als: Wet grensoverschrijdende betaaldiensten.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 12 november 1998
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1998
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals