Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet gemeentelijke herindeling Den Haag en omgeving

 

Wet van 12 juli 2001 tot gemeentelijke herindeling van Den Haag en omgeving
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de gemeentelijke indeling van Den Haag en omgeving te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Paragraaf 1. Grenswijziging van gemeenten die niet worden opgeheven

Artikel 1
Met ingang van de datum van herindeling worden de grenzen van de gemeenten 's-Gravenhage en Rijswijk gewijzigd als aangegeven op de bij deze wet behorende kaart.
Paragraaf 2. Opheffing en instelling van gemeenten

Artikel 2
Met ingang van de datum van herindeling worden de gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker en Voorburg opgeheven.

Artikel 3
Met ingang van de datum van herindeling worden de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp ingesteld.

Artikel 4
De nieuwe gemeente Leidschendam-Voorburg bestaat uit het grondgebied van de op te heffen gemeenten Leidschendam en Voorburg en de nieuwe gemeente Pijnacker-Nootdorp bestaat uit het grondgebied van de op te heffen gemeenten Nootdorp en Pijnacker, met dien verstande dat de grenzen van de nieuwe gemeenten komen te lopen zoals aangegeven op de bij de wet behorende kaart.
Paragraaf 3. Overige bepalingen

Artikel 5
Voor de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg respectievelijk Pijnacker-Nootdorp worden de op te heffen gemeenten Voorburg respectievelijk Pijnacker aangewezen voor de toepassing van artikel 36 van de Wet algemene regels herindeling, in verband met de toepassing van de instructies en reglementen, bedoeld in dat artikel.

Artikel 6
Voor de op te heffen gemeenten Leidschendam en Voorburg respectievelijk Nootdorp en Pijnacker worden de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg respectievelijk Pijnacker-Nootdorp aangewezen voor de toepassing van de volgende bepalingen van de Wet algemene regels herindeling:
a
artikel 39, tweede lid, in verband met de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen;
b
artikel 41, derde lid, in verband met de deelneming aan gemeenschappelijke regelingen;
c
de artikelen 44, eerste lid, en 45, tweede lid, in verband met de overgang van rechten en verplichtingen;
d
artikel 48, tweede lid, in verband met de uitkeringen bedoeld in dat artikel;
e
artikel 70, eerste lid, in verband met de overgang van archiefbescheiden;
f
artikel 71, derde lid, in verband met de overgang van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel 7
1
Voor de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp worden tussentijdse raadsverkiezingen gehouden als bedoeld in artikel 52 van de Wet algemene regels herindeling.
2
Met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezingen voor de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg respectievelijk Pijnacker-Nootdorp worden de op te heffen gemeenten Voorburg respectievelijk Pijnacker belast.
3
Indien de datum van herindeling valt binnen twee jaar voor de datum waarop reguliere verkiezingen voor de leden van de gemeenteraden moeten worden gehouden, vinden deze verkiezingen niet plaats in de gemeenten waar op grond van deze wet tussentijdse raadsverkiezingen worden gehouden.
4
De zittingsperiode van de leden van de raden van de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp eindigt in het in het derde lid bedoelde geval gelijk met de zittingsperiode van de leden van de raden van de overige gemeenten die volgt op de eerste verkiezingen voor de gemeenteraden na de datum van herindeling.

Artikel 8
1
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt, na overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten 's-Gravenhage, Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg, het aantal ambtenaren vast dat met ingang van de datum van herindeling van de gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg voorlopig overgaat naar de gemeente 's-Gravenhage.
2
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg stellen elk binnen twee maanden na de vaststelling van het aantal ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk drie maanden voor de datum van herindeling, een voordracht vast waarin vermeld de ambtenaren die voor overgang in dienst van de gemeente 's-Gravenhage in aanmerking komen. Deze colleges behoeven de instemming van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage voor een voorgenomen voordracht.
3
Indien de voordracht niet binnen de daarvoor gestelde termijn is vastgesteld, kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het college dat de voordracht moet vaststellen of met de voorgenomen voordracht moet instemmen hieromtrent een aanwijzing geven. Het college geeft terstond uitvoering aan de aanwijzing van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
4
De artikelen 59, 60, 62, 63 en 65 van de Wet algemene regels herindeling zijn op de in de voordrachten vermelde ambtenaren en op de gemeente 's-Gravenhage, respectievelijk het bevoegd gezag van de gemeente 's-Gravenhage van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9
Voor de overige ambtenaren, in dienst van de op te heffen gemeenten Leidschendam en Voorburg, die niet zijn aangewezen op grond van artikel 8, respectievelijk voor de overige ambtenaren, in dienst van de op te heffen gemeenten Nootdorp en Pijnacker, die niet zijn aangewezen op grond van artikel 8, worden de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg respectievelijk Pijnacker-Nootdorp aangewezen voor de toepassing van artikel 59, eerste lid, van de Wet algemene regels herindeling in verband met de overgang van deze ambtenaren.

Artikel 10
1
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treedt in de plaats van gedeputeerde staten respectievelijk de commissaris van de Koning bij de toepassing van de artikelen 10, tweede lid, 41, 44, 50, 54, 55, 56, 57, 59, 61, 62, 66 en 79 van de Wet algemene regels herindeling ten aanzien van de gemeenten 's-Gravenhage en Rijswijk en de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp.
2
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan bij de vaststelling van de grensbeschrijving, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Wet algemene regels herindeling, kennelijke onjuistheden verbeteren in de grenzen zoals die zijn aangegeven op de bij deze wet behorende kaart.

Artikel 11
De gemeenten Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp en Rijswijk ontvangen in de jaren 2002, 2003 en 2004 gezamenlijk een bedrag ten laste van 's Rijks kas van € 8 miljoen per jaar in verband met de grenswijziging. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt de verdeling van het bedrag over de drie gemeenten vast.

Artikel 12
[Wijzigt de Wet op de rechterlijke indeling]

Artikel 13
[Wijzigt de Politiewet 1993]

Artikel 14
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Tavarnelle, 12 juli 2001
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries
Uitgegeven de vierentwintigste juli 2001
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals
Kaart genoemd in de wet tot gemeentelijke herindeling van Den Haag en omgeving
[Raadpleeg voor de kaart het gedrukte Staatsblad 2001/349.]