Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet fiscale behandeling van pensioenen

 

Wet van 29 april 1999 houdende aanpassing van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Coördinatiewet Sociale Verzekering en in samenhang daarmee enige andere wetten naar aanleiding van de voorstellen van de werkgroep Fiscale behandeling pensioenen (Wet fiscale behandeling van pensioenen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Coördinatiewet Sociale Verzekering en in samenhang daarmee enige andere wetten aan te passen naar aanleiding van het rapport van de werkgroep Fiscale behandeling pensioenen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]

Artikel II
[Wijzigt de Wet op de inkomstenbelasting 1964.]

Artikel III
[Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.]

Artikel IV
[Wijzigt de Invorderingswet 1990.]

Artikel V
[Wijzigt de Coördinatiewet Sociale Verzekering.]

Artikel VI
Verwijzingen naar artikel 11, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 in pensioenregelingen die dateren van op of voor de datum van inwerkingtreding van deze wet of van ten hoogste drie maanden daarna, worden geacht verwijzingen naar artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964 te zijn.

Artikel VII
1
Op voordracht van Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kunnen ter zake van pensioenregelingen bij algemene maatregel van bestuur nadere, van hoofdstuk IIB en artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964 afwijkende regels worden gesteld. Hierbij kan het maximum van het te bereiken ouderdomspensioen niet lager worden gesteld dan per dienstjaar 2 percent van het pensioengevend loon in een middelloonstelsel.
2
Uiterlijk binnen zes maanden na het tijdstip waarop de krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur in werking treedt, wordt een voorstel van wet tot goedkeuring van dat besluit aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de kamers der Staten-Generaal tot het niet aannemen van het voorstel besluit, worden onverwijld de afwijkende regels ingetrokken met ingang van het tijdstip waarop de krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur in werking treedt dan wel in werking is getreden.

Artikel VIII
1
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand, volgend op die waarin zij in het Staatsblad is gepubliceerd.
2
In afwijking van het eerste lid treedt artikel VII in werking op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip, dat evenwel niet kan liggen voor 1 maart 2001. De in dat artikel bedoelde maatregel wordt niet genomen voordat overleg is gepleegd met de sociale partners en voordat vier weken zijn verstreken nadat het ontwerp daarvan is voorgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van die maatregel bij wet wordt geregeld.
3
[Wijzigt deze wet.]
4
Deze wet wordt aangehaald als: Wet fiscale behandeling van pensioenen.
Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 29 april 1999
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. A. F. G. Vermeend
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de zevenentwintigste mei 1999
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals