Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet Pensioenfonds Koninklijk Conservatorium

 

Wet van 18 maart 1955, houdende regeling voor het voortbestaan van het Pensioenfonds voor de vaste onderwijzers van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gebleken, een regeling te treffen met betrekking tot het voortbestaan van het "Pensioenfonds voor de vaste onderwijzers van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek";
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
Het voortbestaan van het "Pensioenfonds voor de vaste onderwijzers van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek" wordt goedgekeurd.

Artikel 2
Ten aanzien van de bestemming en het beheer van het fonds stelt Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een reglement vast met inachtneming van het hiernavolgende.

Artikel 3
Het fonds is bestemd voor de uitkering van pensioenen, die zijn toegekend vóór 1 Januari 1922, alsmede van pensioenen, die na die datum zijn toegekend op grond van diensttijd, vóór 1 Januari 1922 bij het Conservatorium doorgebracht, aan personen, die bij het Conservatorium in dienst zijn geweest, aan hun weduwen en aan hun kinderen, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.

Artikel 4
1
Het beheer van het fonds berust bij de Commissie van Toezicht op het Conservatorium.
2
Ingeval van opheffing dezer Commissie regelt Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, op welke wijze in het beheer zal worden voorzien.

Artikel 5
Voor een verandering in de wijze van belegging van de middelen van het fonds is de goedkeuring vereist van Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Artikel 6
1
De Commissie van Toezicht verstrekt aan Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, aan Onze Minister van Financiën en aan de Algemene Rekenkamer alle door hen gevraagde inlichtingen met betrekking tot het beheer van het fonds en verleent hun vertegenwoordigers desgewenst inzage in de boekhouding van het fonds.
2
Zij zendt jaarlijks vóór 1 Mei een verslag betreffende het beheer van het fonds over het afgelopen jaar, vergezeld van een rekening en verantwoording, aan Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en aan de Algemene Rekenkamer; hun goedkeuring ontheft de Commissie van de verantwoordelijkheid voor het door haar gevoerde beheer.

Artikel 7
1
Wanneer geen personen meer voor uitkeringen uit het fonds in aanmerking komen, zal het fonds worden geliquideerd.
2
De liquidateur wordt aangewezen door Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en gedraagt zich naar diens aanwijzingen.
3
Aan het liquidatiesaldo zal op nader door Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in overeenstemming met Onze Minister van Financiën te bepalen wijze een bestemming worden gegeven in verband met de oprichting en de inrichting van een nieuw gebouw voor het Conservatorium.

Artikel 8
Deze wet treedt in werking op de dag na haar afkondiging in het Staatsblad en kan worden aangehaald onder de titel "Wet Pensioenfonds Koninklijk Conservatorium".
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 18 Maart 1955
juliana
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
j
CALS.
De Minister van Financiën a.i.,
w
DREES.
Uitgegeven de zevende April 1955.
De Minister van Justitie,
l
A. DONKER.