Vaarplichtwet
Artikel 5
1
De vaarplichtige is gehouden iedere hem door Onze Minister gegeven aanwijzing omtrent de door hem te verrichten werkzaamheden, het zich daartoe gereed houden en het treffen van de daartoe vereiste voorbereidende maatregelen op te volgen.
2
Bij de aanwijzing kan worden bepaald, in wiens dienst de werkzaamheden moeten worden verricht, alsmede de plaats waar en de tijd waarop de dienstbetrekking een aanvang neemt.
3
Aan vaarplichtigen, die werkzaam zijn aan boord of ten behoeve van een Nederlands schip, kan Onze Minister bij algemene bekendmaking de aanwijzing geven, die werkzaamheden tot nader order te blijven voortzetten.
4
De vaarplichtige, die een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, is, zolang die aanwijzing van kracht is, vrijgesteld van elke hem van overheidswege anders dan uit hoofde van deze wet opgelegde of op te leggen verplichting tot het verrichten van werkzaamheden, voorzover die werkzaamheden onverenigbaar zijn met het opvolgen van de aanwijzing.
5
Van een aanwijzing anders dan die bedoeld in het derde lid wordt gelijktijdig mededeling gedaan aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.