Uitleveringswet
Artikel 38
1
Verlenging van de in artikel 37, eerste lid, onder b , bedoelde termijn kan telkens voor ten hoogste dertig dagen geschieden.
2
De gedetineerde wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering tot verlenging te worden gehoord.
3
Verlenging kan alleen geschieden in gevallen waarin:
a
de rechterlijke uitspraak omtrent het verzoek tot uitlevering nog niet, of minder dan dertig dagen tevoren, in kracht van gewijsde is gegaan;
b
Onze Minister zijn beslissing overeenkomstig artikel 33, derde lid, heeft aangehouden;
c
de uitlevering mede door een derde staat is gevraagd, en Onze Minister nog niet op het verzoek van die staat heeft beschikt;
d
de uitlevering inmiddels wel is toegestaan, maar nog niet heeft kunnen plaatshebben.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.