
Spoorwegwet
Artikel 22
1
Het is verboden:
a
anders dan als rechtmatige gebruiker in te grijpen in de bediening of de werking van installaties van de hoofdspoorweginfrastructuur;
b
de hoofdspoorweginfrastructuur of delen daarvan te beschadigen, te vernielen, te verwijderen, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
c
zich op of langs gedeelten van een hoofdspoorweg, met uitzondering van een perron, die niet zijn gelegen in een gelijkvloerse kruising met een weg of in een voor het openbaar verkeer openstaande weg, te bevinden of daarop of daarlangs dieren te drijven of te laten lopen;
d
enige handeling op of nabij de hoofdspoorweg te verrichten waardoor het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur kan worden gehinderd of belemmerd.
2
Het eerste lid is niet van toepassing op:
a
het uitvoeren van het beheer;
b
de uitoefening van een veiligheidsfunctie;
c
de uitoefening van een wettelijke taak;
d
het uitvoeren van werkzaamheden in opdracht van een spoorwegonderneming die beschikt over een veiligheidsattest als bedoeld in artikel 32, eerste lid, of een proefattest als bedoeld in artikel 34.
3
Onze Minister kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod. Artikel 21, tweede lid, tweede en derde volzin, zijn van toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.