
Scheepvaartverkeerswet
Artikel 32
1
Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten en van de in de Herziene Rijnvaartakte strafbaar gestelde feiten, voor zover deze laatste de overtreding betreffen van bepalingen die krachtens deze wet zijn vastgesteld, zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
2
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3
De artikelen 5:13, 5:15 tot en met 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.