
Postwet
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a
Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
b
brieven: bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, met uitzondering van die welke door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht;
c
postzendingen: brieven en andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geadresseerde zendingen;
d
postvervoer: geheel van handelingen dat tegen vergoeding wordt verricht teneinde postzendingen af te leveren;
e
de houder van de concessie: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2a, eerste lid;
f
de akten van de Wereldpostunie: de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie (Trb. 1965, 170) en de daarbij behorende voor Nederland bindende verdragen, reglementen en protocollen (Trb. 1965, 170 en Trb. 1998, 273);
g
college: college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;
h
algemene voorwaarden: door de houder van de concessie vastgestelde schriftelijke bedingen die in overeenkomsten ter zake van het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden opgenomen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.