Mijnbouwwet
Artikel 168
De volgende wetten worden ingetrokken:
a
de wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois no. 285);
b
de wet van 24 juni 1901, betreffende exploitatie van Staatswege van steenkolenmijnen in Limburg (Stb. 170);
c
de wet van 23 maart 1918, tot tijdelijke ontginning van bruinkolen zonder concessie (Stb. 168);
d
de wet van 6 maart 1915, houdende bepaling betreffende het gebruik van grond voor mijnontginning (Stb. 141);
e
de wet van 18 juni 1918 tot ontginning van steenzout bij Buurse (Stb. 421);
f
de wet van 27 september 1920 tot uitbreiding van het Staatsmijnveld (Stb. 752);
g
de wet van 17 maart 1923, betreffende afstand van een gedeelte van voor ontginning van Staatswege gereserveerde terreinen (Stb. 102);
h
de wet van 20 juni 1924, betreffende opsporing van delfstoffen (Stb. 307);
i
de wet van 29 juni 1925, houdende bijzondere regeling voor het verleenen van mijnconcessiƫn (Stb. 287);
j
de wet van 1 mei 1970, houdende regeling betreffende de Mijnraad (Stb. 196);
k
de wet van 30 oktober 1997 tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet op de gevaarlijke werktuigen in verband met uitbreiding van het toepassingsgebied tot de mijnbouwsector (Stb. 536);
l
de Mijnwet 1903;
m
de Mijnwet continentaal plat;
n
de Wet opsporing delfstoffen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.