![logo-zwart logo-zwart](/export/ad/ad59329DJKqloqcjh.jpeg)
Mededingingswet
Artikel 64
1
De bevoegdheid tot het opleggen van een boete als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onder a, en vijfde lid, vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
2
De in het eerste lid bedoelde verjaringstermijn wordt telkens gestuit door een handeling van de mededingingsautoriteit ter verrichting van een onderzoek of procedure met betrekking tot de overtreding, alsmede door een dergelijke handeling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of van een mededingingsautoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie met betrekking tot een overtreding van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag.
3
De stuiting van de verjaringstermijn gaat in op de dag waarop tenminste één onderneming of ondernemersvereniging die aan de overtreding heeft deelgenomen, dan wel één van degenen, bedoeld in artikel 51, tweede lid, onder 2° van het Wetboek van Strafrecht, van de handeling schriftelijk in kennis wordt gesteld.
4
Op het moment van stuiting vangt de verjaringstermijn opnieuw aan. De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid vervalt echter uiterlijk tien jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden, verlengd met de periode waarin de verjaringstermijn ingevolge het vijfde lid wordt opgeschort.
5
Indien tegen een besluit tot het opleggen van een boete als bedoeld in het eerste lid bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt de verjaringstermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.