Loodsenwet
Artikel 37
1
Een zaak betreffende een onderwerp als bedoeld in artikel 28, eerste lid, wordt bij het tuchtcollege loodsen aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van de algemene raad, het bestuur van een regionale corporatie of van degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
2
Zodra een klacht is ingekomen stelt de voorzitter een voorlopig onderzoek in. De organen van de corporatie of een regionale corporatie verlenen daarbij desgevraagd medewerking.
3
Blijkt dat de klacht is ingediend door iemand die daartoe niet ingevolge het eerste lid bevoegd is, dan verklaart de voorzitter van het tuchtcollege loodsen de klager zonder nader onderzoek bij met reden omklede beslissing schriftelijk niet ontvankelijk. Blijkt dat de klacht kennelijk ongegrond is in die zin, dat de feiten waarop zij berust niet tot toepassing van artikel 28, eerste lid, kunnen leiden, dan kan de voorzitter van het tuchtcollege loodsen zonder verder onderzoek de klacht bij met reden omklede beslissing schriftelijk afwijzen. Blijkt dat het tuchtcollege loodsen onbevoegd is, dan wijst de voorzitter van het tuchtcollege loodsen de klacht bij met reden omklede beslissing schriftelijk af.
4
Intrekken van de klacht, nadat deze is ingekomen, of staking van de werkzaamheden door de persoon over wie geklaagd is, heeft op de verdere behandeling geen invloed, wanneer naar het oordeel van het tuchtcollege loodsen het algemeen belang dat vermoedelijk is geschonden vordert dat de behandeling wordt voortgezet of wanneer degene over wie geklaagd is, schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.