Invorderingswet 1990
Artikel 19
1
Een derde die:
a
loon;
b
uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten, uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook;
c
pensioen en lijfrente, waaronder mede worden verstaan uitkeringen ingevolge een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3 126a van de Wet inkomstenbelasting 2001;
d
uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of ziekengeldverzekering;
e
uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud;
f
uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke regeling voor oorlogsgetroffenen of voor degenen die hun vervangende dienstplicht vervullen;
verschuldigd is aan een belastingschuldige, is op vordering van de ontvanger verplicht de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen, voor zover één en ander vatbaar is voor beslag. Voor zover één en ander niet vatbaar is voor beslag is de derde op vordering van de ontvanger verplicht ten hoogste een tiende gedeelte daarvan aan te wenden voor betaling van de belastingaanslagen van de belastingschuldige.
2
Het eerste lid, tweede volzin, vindt alleen toepassing indien de belastingschuldige op het tijdstip waarop de vordering wordt gedaan, meer dan één belastingaanslag waarvan de enige of laatste betalingstermijn met ten minste twee maanden is overschreden, niet heeft betaald en hij met betrekking tot deze belastingaanslagen:
a
geen verzoek om uitstel van betaling heeft gedaan, niet in aanmerking komt voor uitstel van betaling of de gestelde voorwaarden voor uitstel van betaling niet is nagekomen, en
b
geen verzoek om kwijtschelding van belasting heeft gedaan of niet in aanmerking komt voor kwijtschelding van belasting.
3
Een huurder, een pachter, een curator in een faillissement en een houder van penningen is op vordering van de ontvanger verplicht uit de gelden die hij aan de belastingschuldige verschuldigd is of uit de gelden of de penningen die hij ten behoeve van de belastingschuldige onder zich heeft, de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen. Een curator in een faillissement van de belastingschuldige is voorts bevoegd uit eigen beweging uit de gelden die hij ten behoeve van de belastingschuldige onder zich heeft, de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen.
4
De vordering geschiedt bij beschikking. Voor het doen van een vordering dient de ontvanger te beschikken over een aan de belastingschuldige betekend dwangbevel met bevel tot betaling. Indien de vordering op de voet van het eerste lid, onderdeel a, wordt gedaan (loonvordering) en het dwangbevel op de voet van artikel 13, derde lid, is betekend, moet de vordering vooraf worden gegaan door een schriftelijke aankondiging van de ontvanger aan de belastingschuldige, inhoudende dat hij voornemens is een loonvordering te doen. De loonvordering wordt in dat geval niet eerder gedaan dan zeven dagen na de dagtekening van de vooraankondiging. De in de derde volzin bedoelde aankondiging blijft achterwege indien de vordering wordt gedaan jegens degene die reeds op vordering van de ontvanger een belastingaanslag van de belastingschuldige betaalt of zou moeten betalen. De beschikking heeft rechtsgevolg zodra zij is bekendgemaakt aan degene jegens wie de vordering is gedaan. De ontvanger maakt de beschikking tevens bekend aan de belastingschuldige. Indien de vordering wordt gedaan jegens de curator in een faillissement vindt de tweede volzin geen toepassing en blijft bekendmaking van de beschikking aan de belastingschuldige achterwege.
5
De belastingschuldige kan op de voet van artikel 17 in verzet komen tegen de vordering als ware deze de tenuitvoerlegging van een dwangbevel.
6
Degene jegens wie een vordering is gedaan is verplicht aan die vordering te voldoen zonder daartoe een verificatie en beëdiging van schuldvordering, een rangregeling of rechterlijke uitspraak te mogen afwachten. De eerste volzin vindt geen toepassing in zoverre onder hem beslag is gelegd of verzet is gedaan ter zake van schulden waaraan voorrang boven vorderingen wegens rijksbelastingen is toegekend. Voldoening aan de vordering geldt als betaling aan de belastingschuldige.
7
De ontvanger vervolgt degene die in gebreke blijft aan de vordering te voldoen bij executoriaal beslag volgens de regels van het tweede boek, tweede titel, tweede afdeling, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kosten van vervolging komen voor rekening van degene die in gebreke blijft zonder dat hij deze kan verhalen op de belastingschuldige.
8
Het eerste tot en met zevende lid zijn niet van toepassing op belastingaanslagen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen werkt.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AU7768, Hoger beroep, 04/3991 NABW
Rechtsoort
Bijstandszaken
Datum uitspraak
05-12-2005
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Hoger beroep
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Centrale Raad van BeroepAanvraag bijzondere bijstand voor aflossing belastingschuld afgewezen. Geen uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Abw. -
LJN AY8038, Eerste aanleg - enkelvoudig, BK 369/04 Inkomstenbelasting
Rechtsoort
Belasting
Datum uitspraak
08-09-2006
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - enkelvoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Gerechtshof LeeuwardenBelanghebbende is van mening dat de weigering in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, gespeend is van een wettelijke basis en (dus) onrechtmatig is. -
LJN BF0687, Hoger beroep, 06/2427 AOW + 06/3948 AOW
Rechtsoort
Sociale zekerheid
Datum uitspraak
09-09-2008
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Hoger beroep
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Centrale Raad van BeroepBeslaglegging AOW-pensioen i.v.m. niet betaalde aanslagen gemeentelijke onroerendezaakbelasting. Inhouding stopt als schuldsom is voldaan. Bezwaar gericht tegen dwanginvordering op AOW-uitkering.