
Huisvestingswet
Artikel 25
1
Een huisvestingsvergunning wordt verleend, indien de aanvrager behoort tot een van de ingevolge artikel 9, eerste lid, aangewezen categorieën van woningzoekenden, voor zover wordt voldaan aan artikel 9, tweede lid.
2
Ingeval voor de betrokken woonruimte toepassing is gegeven aan artikel 10, dient de woonruimte voor de aanvrager tevens passend te zijn, gelet op de ingevolge dat artikel gestelde regels.
3
Ingeval voor de betrokken woonruimte toepassing is gegeven aan artikel 11, kan de vergunning worden geweigerd, indien er in het register van woningzoekenden voldoende voor de betrokken woonruimte in aanmerking komende woningzoekenden zijn ingeschreven, die behoren tot een hogere urgentiecategorie dan de aanvrager.
4
Ingeval voor de betrokken woonruimte een voordracht is gedaan krachtens artikel 19, eerste lid, of artikel 21, tweede lid, en die voordracht niet is ingetrokken overeenkomstig artikel 21, eerste lid, dient de aanvrager voorts te zijn vermeld op die voordracht. Ingeval een voordracht ingevolge artikel 20 achterwege is gebleven, wordt de vergunning verleend aan de door de eigenaar voorgedragen woningzoekende.
5
Het bepaalde in het derde en vierde lid is niet van toepassing, indien de woonruimte zal worden bewoond door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek en de woonruimte gedurende ten minste de zes maanden waarin deze laatstelijk bewoond is geweest, bewoond werd door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.