Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Goedkeuringswet Verdrag tot bescherming personen met betrekking tot geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens

 

Wet van 20 juni 1990, tot goedkeuring van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7) ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
Het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, waarvan de Engelse en Franse tekst alsmede de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in het Tractatenblad 1988, nr. 7, wordt goedgekeurd voor Nederland.

Artikel 2
1
Bij de aanvaarding wordt een verklaring afgelegd in de zin van artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van het in artikel 1 bedoelde Verdrag waarin worden opgesomd de categorieën persoonsregistraties bedoeld in artikel 2, eerste, tweede en derde lid, onderdelen b en c, van de Wet persoonsregistraties (Stb. 1988, 665), onderscheidenlijk de persoonsregistraties aangewezen ingevolge artikel 54, vierde lid, van die wet.
2
De regering wordt gemachtigd de verklaring bedoeld in het voorgaande lid te wijzigen indien met betrekking tot een of meer van de daarin opgenomen categorieën persoonsregistraties bij of krachtens wet regels worden gesteld ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 20 juni 1990
Beatrix
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Binnenlandse Zaken,
c
I. Dales
De Minister van Buitenlandse Zaken,
h
van den Broek
Uitgegeven de tiende juli 1990
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin