Gaswet
Artikel 18h
1
Onze Minister kan voor grote, nieuwe landsgrensoverschrijdende gastransportnetten, LNG-installaties en opslaginstallaties op verzoek ontheffing verlenen van de paragrafen 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
de aanleg van het net of de installatie versterkt de mededinging bij de levering van gas en de leveringszekerheid,
b
het risico van de investering nodig voor de aanleg van het net of de installatie is zo groot dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing wordt verleend,
c
de eigendom van het net of de installatie berust bij een ander dan de beheerder van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie zal worden aangesloten,
d
de gebruikers van het net of de installatie wordt een tarief in rekening gebracht, en
e
de ontheffing belemmert niet de mededinging op of de doelmatige werking van de interne gasmarkt of de doelmatige werking van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie wordt aangesloten.
2
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke uitbreidingen van de capaciteit van bestaande netten of installaties en op wijzigingen van de bestaande netten of installaties die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van gasvoorziening bevorderen.
3
De ontheffing kan betrekking hebben op het gehele nieuwe net of de gehele nieuwe installatie onderscheidenlijk de aanmerkelijke uitbreiding of wijziging van een bestaand net of een bestaande installatie dan wel op gedeelten daarvan.
4
Alvorens Onze Minister beslist op een verzoek om een ontheffing brengt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit advies uit. Van het advies wordt uiterlijk tegelijk met de bekendmaking van het besluit op de aanvraag kennis gegeven.
5
Indien sprake is van de aanleg van een landsgrensoverschrijdend net, overlegt Onze Minister met de bevoegde instantie in de andere lidstaat of lidstaten van de Europese Unie.
6
Onze Minister kan voorwaarden aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op de termijn waarvoor de ontheffing geldt en de niet-discriminatoire toegang tot het net of de installatie. Hij houdt in ieder geval rekening met de lengte van overeenkomsten, de omvang van de nieuwe capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.
7
Onze Minister kan voorschriften aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op het beheer en de toedeling van capaciteit, met dien verstande dat deze voorschriften de uitvoering van overeenkomsten voor een lange termijn niet mogen belemmeren.
8
Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
9
Indien Onze Minister een ontheffing als bedoeld in het eerste lid heeft verleend, stelt hij daarvan onverwijld de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis, onder overlegging van alle van belang zijnde gegevens. Deze gegevens omvatten in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a tot en met e, van de richtlijn.
10
Indien een definitief besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn strekt tot wijzing of intrekking van de ontheffing, geeft Onze Minister daaraan onverwijld gevolg.
11
Een besluit als bedoeld in het eerste lid treedt niet in werking voordat de termijn, bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de richtlijn, waarbinnen de Commissie van de Europese Gemeenschappen een verzoek tot wijziging of intrekking kan doen, is verstreken. Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen binnen de termijn, genoemd in de vorige volzin, een verzoek tot wijziging of intrekking heeft gedaan en aan dit verzoek binnen de in artikel 22, vierde lid, van de richtlijn genoemde termijn geen gevolg is gegeven, treedt het besluit niet in werking voordat de Commissie van de Europese Gemeenschappen een definitief besluit als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn heeft genomen.
12
Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Staatscourant. Van een beslissing bedoeld in het tiende lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
13
In afwijking van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aan op de dag van inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in het eerste lid.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.