Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen

 

Artikel 2 6
1
Wanneer een SCE een communautaire onderneming is of een moederonderneming in een communautaire groep in de zin van de Wet op de Europese ondernemingsraden, is die wet niet van toepassing op die onderneming en haar dochterondernemingen, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep het besluit, bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, heeft genomen.
betrokken dochteronderneming of vestiging: een dochteronderneming of vestiging van een deelnemend juridisch lichaam, die volgens het voorstel tot oprichting van een SCE bij die oprichting een dochteronderneming of vestiging van de SCE wordt;
bijzondere onderhandelingsgroep: de overeenkomstig artikel 2:9, eerste lid, ingestelde groep die tot doel heeft met de deelnemende juridische lichamen te onderhandelen over de vaststelling van regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in de SCE;
deelnemende juridische lichamen: juridische lichamen die rechtstreeks deelnemen aan de oprichting van een SCE;
dochteronderneming van een deelnemend juridisch lichaam of van een SCE: een onderneming waarop door de moederonderneming een overheersende invloed kan worden uitgeoefend zoals omschreven in artikel 2:2;
informatie: inlichtingen die door de SCE worden verstrekt aan de SCE-ondernemingsraad of aan de werknemersvertegenwoordigers, over aangelegenheden die
1
betrekking hebben op de SCE of op een of meer van haar dochterondernemingen of vestigingen in een lidstaat, of
2
de bevoegdheid van de besluitvormingsorganen in één lidstaat te buiten gaan;
inschrijving van de SCE: de inschrijving van de SCE, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening;
juridische lichamen: vennootschappen in de zin van artikel 48, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met inbegrip van coöperaties, alsmede andere overeenkomstig het recht van een lidstaat opgerichte en daaronder ressorterende juridische lichamen;
lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
medezeggenschap: de invloed van de ondernemingsraad of van de werknemersvertegenwoordigers op de gang van zaken bij een juridisch lichaam door
1
het recht om een aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van het juridisch lichaam te kiezen of te benoemen, of
met dien verstande, dat indien het bestuursorgaan overeenkomstig een onderlinge taakverdeling leden heeft die belast zijn met het uitvoerend bestuur en leden die daarmee niet zijn belast, onder medezeggenschap wordt verstaan het recht ten aanzien van de leden die niet zijn belast met het uitvoerend bestuur;
Nederlands deelnemend juridisch lichaam: het deelnemend juridisch lichaam met statutaire zetel in Nederland;
raadpleging: dialoog en uitwisseling van standpunten tussen de SCE en de SCE-ondernemingsraad of de werknemersvertegenwoordigers;
richtlijn: de richtlijn nr. 2003/72/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (PbEG L 207);
rol van de werknemers: elke procedure, met inbegrip van informatie, raadpleging en medezeggenschap, die de werknemersvertegenwoordigers in staat stelt invloed uit te oefenen op binnen het juridisch lichaam te nemen besluiten;
SCE: een Europese coöperatieve vennootschap, opgericht overeenkomstig de verordening;
toezichthoudend orgaan, leidinggevend orgaan of bestuursorgaan van de SCE: wat daaronder wordt verstaan in de verordening;
verordening: de verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PbEG L 207).
2
Handelen of nalaten door het bestuur van de SCE of van de deelnemende juridische lichamen, wordt toegerekend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die de onderneming in stand houdt.
Definitie moederonderneming

Artikel 2 6
1
Wanneer een SCE een communautaire onderneming is of een moederonderneming in een communautaire groep in de zin van de Wet op de Europese ondernemingsraden, is die wet niet van toepassing op die onderneming en haar dochterondernemingen, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep het besluit, bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, heeft genomen.
a
voor zover het in Nederland werkzame personen betreft: degene die krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam is in de SCE, het deelnemend juridisch lichaam of een betrokken dochteronderneming of vestiging;
b
voor zover het in de overige lidstaten werkzame personen betreft: hetgeen het recht van die lidstaat daaronder verstaat.
c
de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de andere onderneming verschaft.
2
Bij de benoeming van leden van het toezichthoudend orgaan of het bestuursorgaan van een SCE als bedoeld in artikel 2:7, heeft de ondernemingsraad niet de rechten en bevoegdheden die hem zijn toegekend in de artikelen 63f, 63g en 63i, de artikelen 158, 159 en 161 of de artikelen 268, 269 en 271 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
a
krachtens artikel 2:4, vierde en vijfde lid, 2:13, tweede lid of 2:28, derde lid, opgelegde geheimhouding op te heffen op de grond dat degene die de geheimhouding heeft opgelegd bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het opleggen van geheimhouding had kunnen besluiten;
b
degene die informatie heeft geweigerd krachtens artikel 2:13, tweede lid, of 2:28, derde lid, te verplichten tot het verstrekken van informatie op de grond dat deze bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het weigeren van informatie had kunnen besluiten.
3
Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan het bij of krachtens de wet bepaalde over het recht op:
4
Zij zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen, alsmede van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan hun geheimhouding is opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Deze verplichting geldt ook voor personen die een functie als bedoeld in het eerste lid vervullen zonder werknemer te zijn.
5
De verplichting tot geheimhouding geldt niet tegenover hem die wordt benaderd als deskundige als bedoeld in de artikelen 2:17, tweede lid, en 2:32, eerste lid, mits de deelnemende juridische lichamen dan wel de SCE of degene die de geheimhouding heeft opgelegd, vooraf daarvoor toestemming hebben gegeven en de betrokken persoon vooraf schriftelijk heeft verklaard dat hij zich ten aanzien van de betrokken aangelegenheid tot geheimhouding verplicht. In dat geval is ten aanzien van de bedoelde persoon de geheimhoudingsplicht van toepassing.
6
De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van de in het eerste lid bedoelde functie, noch door beëindiging van de werkzaamheden van de betrokkene in de onderneming.
7
De werkgever draagt er zorg voor, dat degenen die kandidaat staan of gestaan hebben voor een functie als bedoeld in het eerste lid, alsmede degenen die deze functie vervullen of hebben vervuld, niet uit hoofde hiervan worden benadeeld in hun positie in de onderneming.
a
wordt het juridisch lichaam dat voldoet aan het criterium onder a aangemerkt als moederonderneming, waarbij het benoemingsrecht met betrekking tot het leidinggevend orgaan voorrang heeft;
b
heeft, indien toepassing van onderdeel a niet leidt tot aanmerking van één juridisch lichaam als moederonderneming, het criterium onder b voorrang boven dat onder c; een en ander onverminderd het bewijs dat een ander juridisch lichaam een overheersende invloed kan uitoefenen.
Definitie werknemer, vertegenwoordigers van werknemers, SCE-ondernemingsraad

Artikel 2 6
1
Wanneer een SCE een communautaire onderneming is of een moederonderneming in een communautaire groep in de zin van de Wet op de Europese ondernemingsraden, is die wet niet van toepassing op die onderneming en haar dochterondernemingen, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep het besluit, bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, heeft genomen.
a
voor zover het in Nederland werkzame personen betreft: degene die krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam is in de SCE, het deelnemend juridisch lichaam of een betrokken dochteronderneming of vestiging;
b
voor zover het in de overige lidstaten werkzame personen betreft: hetgeen het recht van die lidstaat daaronder verstaat.
2
Bij de benoeming van leden van het toezichthoudend orgaan of het bestuursorgaan van een SCE als bedoeld in artikel 2:7, heeft de ondernemingsraad niet de rechten en bevoegdheden die hem zijn toegekend in de artikelen 63f, 63g en 63i, de artikelen 158, 159 en 161 of de artikelen 268, 269 en 271 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3
Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan het bij of krachtens de wet bepaalde over het recht op:
4
Zij zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen, alsmede van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan hun geheimhouding is opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Deze verplichting geldt ook voor personen die een functie als bedoeld in het eerste lid vervullen zonder werknemer te zijn.
Rechten en verplichtingen van Nederlandse werknemersvertegenwoordigers

Artikel 2 6
1
Wanneer een SCE een communautaire onderneming is of een moederonderneming in een communautaire groep in de zin van de Wet op de Europese ondernemingsraden, is die wet niet van toepassing op die onderneming en haar dochterondernemingen, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep het besluit, bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, heeft genomen.
2
Bij de benoeming van leden van het toezichthoudend orgaan of het bestuursorgaan van een SCE als bedoeld in artikel 2:7, heeft de ondernemingsraad niet de rechten en bevoegdheden die hem zijn toegekend in de artikelen 63f, 63g en 63i, de artikelen 158, 159 en 161 of de artikelen 268, 269 en 271 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3
Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan het bij of krachtens de wet bepaalde over het recht op:
4
Zij zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen, alsmede van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan hun geheimhouding is opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Deze verplichting geldt ook voor personen die een functie als bedoeld in het eerste lid vervullen zonder werknemer te zijn.
5
De verplichting tot geheimhouding geldt niet tegenover hem die wordt benaderd als deskundige als bedoeld in de artikelen 2:17, tweede lid, en 2:32, eerste lid, mits de deelnemende juridische lichamen dan wel de SCE of degene die de geheimhouding heeft opgelegd, vooraf daarvoor toestemming hebben gegeven en de betrokken persoon vooraf schriftelijk heeft verklaard dat hij zich ten aanzien van de betrokken aangelegenheid tot geheimhouding verplicht. In dat geval is ten aanzien van de bedoelde persoon de geheimhoudingsplicht van toepassing.
6
De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van de in het eerste lid bedoelde functie, noch door beëindiging van de werkzaamheden van de betrokkene in de onderneming.
7
De werkgever draagt er zorg voor, dat degenen die kandidaat staan of gestaan hebben voor een functie als bedoeld in het eerste lid, alsmede degenen die deze functie vervullen of hebben vervuld, niet uit hoofde hiervan worden benadeeld in hun positie in de onderneming.
8
Iedere in Nederland werkzame werknemer of werknemersvertegenwoordiger kan van de werkgever verlangen dat deze hem een overzicht geeft van het aantal werknemers dat bij de SCE, de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen of vestigingen werkzaam is, alsmede van de verdeling van deze werknemers over de lidstaten.
9
De werkgever van een in Nederland werkzame werknemer die is aangewezen of gekozen als lid van een bijzondere onderhandelingsgroep of van de SCE-ondernemingsraad doet daarvan mededeling aan de deelnemende juridische lichamen of de SCE.
Beroep op de rechter

Artikel 2 6
1
Wanneer een SCE een communautaire onderneming is of een moederonderneming in een communautaire groep in de zin van de Wet op de Europese ondernemingsraden, is die wet niet van toepassing op die onderneming en haar dochterondernemingen, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep het besluit, bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, heeft genomen.
2
Bij de benoeming van leden van het toezichthoudend orgaan of het bestuursorgaan van een SCE als bedoeld in artikel 2:7, heeft de ondernemingsraad niet de rechten en bevoegdheden die hem zijn toegekend in de artikelen 63f, 63g en 63i, de artikelen 158, 159 en 161 of de artikelen 268, 269 en 271 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
a
krachtens artikel 2:4, vierde en vijfde lid, 2:13, tweede lid of 2:28, derde lid, opgelegde geheimhouding op te heffen op de grond dat degene die de geheimhouding heeft opgelegd bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het opleggen van geheimhouding had kunnen besluiten;
b
degene die informatie heeft geweigerd krachtens artikel 2:13, tweede lid, of 2:28, derde lid, te verplichten tot het verstrekken van informatie op de grond dat deze bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het weigeren van informatie had kunnen besluiten.
Verhouding tot andere wetten

Artikel 2 6
1
Wanneer een SCE een communautaire onderneming is of een moederonderneming in een communautaire groep in de zin van de Wet op de Europese ondernemingsraden, is die wet niet van toepassing op die onderneming en haar dochterondernemingen, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep het besluit, bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, heeft genomen.
2
Bij de benoeming van leden van het toezichthoudend orgaan of het bestuursorgaan van een SCE als bedoeld in artikel 2:7, heeft de ondernemingsraad niet de rechten en bevoegdheden die hem zijn toegekend in de artikelen 63f, 63g en 63i, de artikelen 158, 159 en 161 of de artikelen 268, 269 en 271 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3
Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan het bij of krachtens de wet bepaalde over het recht op:
a
informatie, raadpleging en medezeggenschap dat de werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen en vestigingen genieten, anders dan medezeggenschap bij de benoeming van commissarissen of bestuurders in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE;
b
medezeggenschap bij de benoeming van commissarissen of bestuurders in dochterondernemingen van de SCE of SCE's als bedoeld in afdeling 4 van dit hoofdstuk.
Afdeling 2. De rol van de werknemers in de SCE krachtens overeenkomst
1
. Algemene bepalingen
Toepasselijkheid

Artikel 2 8
1
Deze afdeling is van toepassing in het geval van oprichting van een SCE door ten minste twee juridische lichamen of door omzetting.
2
Indien aan de oprichting, bedoeld in het eerste lid, mede wordt deelgenomen door een of meer natuurlijke personen, wordt voor de toepassing van deze afdeling onder deelnemende juridische lichamen mede verstaan: natuurlijke personen.
3
In het geval van oprichting van een SCE door uitsluitend natuurlijke personen of door slechts één juridisch lichaam en natuurlijke personen, is deze afdeling van overeenkomstige toepassing, indien het totale aantal werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen en vestigingen in ten minste twee lidstaten ten minste 50 zal bedragen. Het tweede lid is van toepassing.

Artikel 2 8
Toepasselijk recht
Indien de SCE haar statutaire zetel in Nederland zal hebben is Nederlands recht van toepassing op de in deze afdeling geregelde onderhandelingsprocedure.
2
De bijzondere onderhandelingsgroep
Instelling en doel

Artikel 2 11
1
Elk lid van de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gekozen of aangewezen overeenkomstig het recht van of de praktijk in de lidstaat waaruit hij wordt afgevaardigd. Bij de aanwijzing wordt bepaald welk deel van de in die lidstaat werkzame werknemers van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen door het aangewezen lid wordt vertegenwoordigd.
2
Met betrekking tot de Nederlandse deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen worden de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep aangewezen, dan wel wordt hun aanwijzing ingetrokken, door de bij die deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen ingestelde ondernemingsraden.
3
Indien uitsluitend met betrekking tot ondernemingsraden als bedoeld in het tweede lid een of meer centrale ondernemingsraden zijn ingesteld, geschiedt de aanwijzing of intrekking door die raad of raden.
4
Indien geen centrale ondernemingsraad is ingesteld, maar wel een of meer groepsondernemingsraden, geschiedt de aanwijzing of intrekking door die raad of raden.
5
Indien niet alle ondernemingsraden of groepsondernemingsraden zijn vertegenwoordigd in een centrale ondernemingsraad of groepsondernemingsraad, geschiedt de aanwijzing of intrekking door de centrale onderscheidenlijk groepsondernemingsraad of raden en de niet-vertegenwoordigde ondernemingsraden gezamenlijk.
a
het aantal leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en de lidstaat waaruit zij zijn afgevaardigd;
b
de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen of vestigingen welker werknemers door elk lid worden vertegenwoordigd, alsmede het aantal van die werknemers, dat tevens wordt uitgedrukt als percentage van alle werknemers die door de leden gezamenlijk worden vertegenwoordigd;
c
het deelnemend juridisch lichaam, betrokken dochteronderneming of vestiging waarin een lid als werknemer werkzaam is, dan wel over de omstandigheid dat het lid geen werknemer is.
Samenstelling

Artikel 2 11
1
Elk lid van de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gekozen of aangewezen overeenkomstig het recht van of de praktijk in de lidstaat waaruit hij wordt afgevaardigd. Bij de aanwijzing wordt bepaald welk deel van de in die lidstaat werkzame werknemers van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen door het aangewezen lid wordt vertegenwoordigd.
2
Met betrekking tot de Nederlandse deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen worden de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep aangewezen, dan wel wordt hun aanwijzing ingetrokken, door de bij die deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen ingestelde ondernemingsraden.
3
Indien uitsluitend met betrekking tot ondernemingsraden als bedoeld in het tweede lid een of meer centrale ondernemingsraden zijn ingesteld, geschiedt de aanwijzing of intrekking door die raad of raden.
4
Indien geen centrale ondernemingsraad is ingesteld, maar wel een of meer groepsondernemingsraden, geschiedt de aanwijzing of intrekking door die raad of raden.
5
Indien niet alle ondernemingsraden of groepsondernemingsraden zijn vertegenwoordigd in een centrale ondernemingsraad of groepsondernemingsraad, geschiedt de aanwijzing of intrekking door de centrale onderscheidenlijk groepsondernemingsraad of raden en de niet-vertegenwoordigde ondernemingsraden gezamenlijk.
6
Indien er geen enkele ondernemingsraad is ingesteld, worden de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep gekozen door de gezamenlijke in Nederland werkzame werknemers van de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen. De verkiezing geschiedt bij geheime schriftelijke stemming, waarbij elke werknemer één stem heeft. Ten behoeve van de verkiezing is een vereniging van werknemers, die bedoelde werknemers onder haar leden telt, krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van haar leden als werknemers te behartigen en als zodanig binnen de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen werkzaam is en voorts in het bezit is van volledige rechtsbevoegdheid, bevoegd een kandidatenlijst in te dienen, mits zij over de samenstelling van de kandidatenlijst overleg heeft gepleegd met haar leden binnen de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen. De bevoegdheid tot indiening van een kandidatenlijst berust tevens bij een of meer van de werknemers van de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen, die geen lid zijn van een vereniging als bedoeld in de voorgaande zin welke een kandidatenlijst heeft ingediend.
7
Bij de toepassing van het tweede tot en met vijfde lid worden werknemers van Nederlandse deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen die niet in een ondernemingsraad, groepsondernemingsraad of centrale ondernemingsraad vertegenwoordigd zijn, in de gelegenheid gesteld zich over de als lid van de bijzondere onderhandelingsgroep aan te wijzen personen uit te spreken.
8
Bij de verkiezing of aanwijzing op grond van dit artikel wordt gestreefd naar een evenwichtige verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke leden.
Verkiezing of aanwijzing van de leden

Artikel 2 11
1
Elk lid van de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gekozen of aangewezen overeenkomstig het recht van of de praktijk in de lidstaat waaruit hij wordt afgevaardigd. Bij de aanwijzing wordt bepaald welk deel van de in die lidstaat werkzame werknemers van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen door het aangewezen lid wordt vertegenwoordigd.
2
Met betrekking tot de Nederlandse deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen worden de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep aangewezen, dan wel wordt hun aanwijzing ingetrokken, door de bij die deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen ingestelde ondernemingsraden.
3
Indien uitsluitend met betrekking tot ondernemingsraden als bedoeld in het tweede lid een of meer centrale ondernemingsraden zijn ingesteld, geschiedt de aanwijzing of intrekking door die raad of raden.
4
Indien geen centrale ondernemingsraad is ingesteld, maar wel een of meer groepsondernemingsraden, geschiedt de aanwijzing of intrekking door die raad of raden.
5
Indien niet alle ondernemingsraden of groepsondernemingsraden zijn vertegenwoordigd in een centrale ondernemingsraad of groepsondernemingsraad, geschiedt de aanwijzing of intrekking door de centrale onderscheidenlijk groepsondernemingsraad of raden en de niet-vertegenwoordigde ondernemingsraden gezamenlijk.
6
Indien er geen enkele ondernemingsraad is ingesteld, worden de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep gekozen door de gezamenlijke in Nederland werkzame werknemers van de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen. De verkiezing geschiedt bij geheime schriftelijke stemming, waarbij elke werknemer één stem heeft. Ten behoeve van de verkiezing is een vereniging van werknemers, die bedoelde werknemers onder haar leden telt, krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van haar leden als werknemers te behartigen en als zodanig binnen de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen werkzaam is en voorts in het bezit is van volledige rechtsbevoegdheid, bevoegd een kandidatenlijst in te dienen, mits zij over de samenstelling van de kandidatenlijst overleg heeft gepleegd met haar leden binnen de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen. De bevoegdheid tot indiening van een kandidatenlijst berust tevens bij een of meer van de werknemers van de deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen, die geen lid zijn van een vereniging als bedoeld in de voorgaande zin welke een kandidatenlijst heeft ingediend.
7
Bij de toepassing van het tweede tot en met vijfde lid worden werknemers van Nederlandse deelnemende juridische lichamen, betrokken dochterondernemingen en vestigingen die niet in een ondernemingsraad, groepsondernemingsraad of centrale ondernemingsraad vertegenwoordigd zijn, in de gelegenheid gesteld zich over de als lid van de bijzondere onderhandelingsgroep aan te wijzen personen uit te spreken.
8
Bij de verkiezing of aanwijzing op grond van dit artikel wordt gestreefd naar een evenwichtige verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke leden.
3
Onderhandelingen en het sluiten van een overeenkomst
Overeenkomst

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
Informatieverstrekking

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
Besluiten

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
a
daarom verzocht wordt door ten minste 100 zodanige werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of hun vertegenwoordigers, en
b
het aantal van die werknemers meer bedraagt dan 20% van het totale aantal werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen in alle lidstaten tezamen.
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
Besluitvorming

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
3
De artikelen 2:9, tweede, vierde en vijfde lid, 2:10, eerste, zevende en achtste lid, 2:11, 2:12, 2:13, eerste lid, eerste zin, 2:14, 2:15, eerste, tweede en vijfde lid, 2:17 en 2:19 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer overeenkomstig het eerste lid over een overeenkomst wordt onderhandeld, met dien verstande dat verplichtingen die krachtens die artikelen rusten op de deelnemende juridische lichamen, betrekking hebben op de SCE.
a
de SCE wordt opgericht door fusie en de medezeggenschap ten minste 25% van het totale aantal werknemers van de deelnemende coöperaties bestrijkt, of
b
de SCE wordt opgericht op enige andere wijze en de medezeggenschap ten minste 50% van het totale aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen bestrijkt.
4
Indien de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep besluiten een medezeggenschapsregeling vast te stellen regelt de overeenkomst ten minste de volgende aangelegenheden:
5
Indien de SCE is opgericht door omzetting voorziet de overeenkomst ten minste in dezelfde mate in elk aspect van de rol van de werknemers als bij de in een SCE om te zetten coöperatie het geval is.
6
De SCE staat in voor de naleving van rechten en verplichtingen, opgenomen in de overeenkomst.
Heropening onderhandelingen

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
3
De artikelen 2:9, tweede, vierde en vijfde lid, 2:10, eerste, zevende en achtste lid, 2:11, 2:12, 2:13, eerste lid, eerste zin, 2:14, 2:15, eerste, tweede en vijfde lid, 2:17 en 2:19 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer overeenkomstig het eerste lid over een overeenkomst wordt onderhandeld, met dien verstande dat verplichtingen die krachtens die artikelen rusten op de deelnemende juridische lichamen, betrekking hebben op de SCE.
4
Indien de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep besluiten een medezeggenschapsregeling vast te stellen regelt de overeenkomst ten minste de volgende aangelegenheden:
Bijstand door deskundigen en kosten

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
3
De artikelen 2:9, tweede, vierde en vijfde lid, 2:10, eerste, zevende en achtste lid, 2:11, 2:12, 2:13, eerste lid, eerste zin, 2:14, 2:15, eerste, tweede en vijfde lid, 2:17 en 2:19 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer overeenkomstig het eerste lid over een overeenkomst wordt onderhandeld, met dien verstande dat verplichtingen die krachtens die artikelen rusten op de deelnemende juridische lichamen, betrekking hebben op de SCE.
Start en duur onderhandelingen

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
Inhoud overeenkomst

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
a
daarom verzocht wordt door ten minste 100 zodanige werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of hun vertegenwoordigers, en
b
het aantal van die werknemers meer bedraagt dan 20% van het totale aantal werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen in alle lidstaten tezamen.
c
de omvang en samenstelling van en de zetelverdeling in de SCE-ondernemingsraad, alsmede de zittingsduur van de leden;
d
het werkterrein en de bevoegdheden van de SCE-ondernemingsraad;
e
de wijze van informatie en raadpleging van de SCE-ondernemingsraad;
f
de frequentie en plaats van de vergaderingen van de SCE-ondernemingsraad;
g
de financiële en materiële middelen waarover de SCE-ondernemingsraad kan beschikken;
h
de datum van inwerkingtreding en de looptijd van de overeenkomst;
i
de gevallen waarin opnieuw over de overeenkomst moet worden onderhandeld;
j
de procedure voor onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst en de wijze waarop de overeenkomst wordt aangepast aan wijzigingen die zich na de oprichting van de SCE hebben voorgedaan in de structuur of grootte van de SCE en haar dochterondernemingen en vestigingen en in de aantallen werknemers die in de lidstaten werkzaam zijn;
k
de gevolgen van het niet afsluiten van een nieuwe overeenkomst.
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
3
De artikelen 2:9, tweede, vierde en vijfde lid, 2:10, eerste, zevende en achtste lid, 2:11, 2:12, 2:13, eerste lid, eerste zin, 2:14, 2:15, eerste, tweede en vijfde lid, 2:17 en 2:19 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer overeenkomstig het eerste lid over een overeenkomst wordt onderhandeld, met dien verstande dat verplichtingen die krachtens die artikelen rusten op de deelnemende juridische lichamen, betrekking hebben op de SCE.
4
Indien de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep besluiten een medezeggenschapsregeling vast te stellen regelt de overeenkomst ten minste de volgende aangelegenheden:
a
de inhoud van de medezeggenschapsregeling;
b
het aantal van de leden in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE dat de werknemers gerechtigd zijn te kiezen of te benoemen, of met betrekking tot wier benoeming zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken;
c
de procedures voor het kiezen of benoemen van de in onderdeel b bedoelde leden door of het met betrekking tot hun benoeming doen van aanbevelingen of maken van bezwaar;
d
de rechten van de in onderdeel b bedoelde leden.
5
Indien de SCE is opgericht door omzetting voorziet de overeenkomst ten minste in dezelfde mate in elk aspect van de rol van de werknemers als bij de in een SCE om te zetten coöperatie het geval is.
6
De SCE staat in voor de naleving van rechten en verplichtingen, opgenomen in de overeenkomst.
7
De referentievoorschriften in afdeling 3 van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de overeenkomst, tenzij de overeenkomst anders bepaalt.
8
De toepasselijkheid van artikel 2:20 kan in de overeenkomst geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten.
Onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst

Artikel 2 20
1
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdelen i en j, of de daarin opgenomen regels niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de SCE zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de SCE-ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is de SCE verplicht om met de SCE-ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep, te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst indien:
a
daarom verzocht wordt door ten minste 100 zodanige werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of hun vertegenwoordigers, en
b
het aantal van die werknemers meer bedraagt dan 20% van het totale aantal werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen in alle lidstaten tezamen.
2
Indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, onderdeel k, en niet binnen een jaar na het tijdstip waarop de eerste vergadering met de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep wordt gehouden, een nieuwe overeenkomst is gesloten, is afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing tenzij de SCE-ondernemingsraad of de bijzondere onderhandelingsgroep de voorkeur geeft aan voortgezette toepassing van de overeenkomst.
3
De artikelen 2:9, tweede, vierde en vijfde lid, 2:10, eerste, zevende en achtste lid, 2:11, 2:12, 2:13, eerste lid, eerste zin, 2:14, 2:15, eerste, tweede en vijfde lid, 2:17 en 2:19 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer overeenkomstig het eerste lid over een overeenkomst wordt onderhandeld, met dien verstande dat verplichtingen die krachtens die artikelen rusten op de deelnemende juridische lichamen, betrekking hebben op de SCE.
Afdeling 3. De rol van de werknemers in de SCE krachtens referentievoorschriften
1
. Algemene bepalingen
Toepasselijkheid

Artikel 2 23
1
Onverminderd artikel 2:22 is in het geval van oprichting van een SCE door omzetting paragraaf 4 van deze afdeling slechts van toepassing, indien op de in een SCE omgezette coöperatie wettelijke regels of praktijken van toepassing waren betreffende de medezeggenschap van de werknemers in het toezichthoudend of het bestuursorgaan.
2
Onverminderd artikel 2:22 is in het geval van oprichting van een SCE door fusie paragraaf 4 van deze afdeling slechts van toepassing, indien voor de inschrijving van de SCE in een of meer van de deelnemende coöperaties een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die
3
In het geval van oprichting van een SCE op enige andere wijze is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het in de onderdelen a en b van dat lid genoemde percentage in dat geval 50 bedraagt.
Tijdstip toepasselijkheid referentievoorschriften

Artikel 2 23
Deze afdeling is van toepassing vanaf de datum van inschrijving van de SCE in Nederland indien:
a
de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep dat overeenkomen, dan wel
b
er binnen de in artikel 2:18 gestelde termijn geen overeenkomst is gesloten, en
1
elk van de deelnemende juridische lichamen besluit ermee in te stemmen dat afdeling 3 van dit hoofdstuk met betrekking tot de SCE wordt toegepast teneinde de SCE te kunnen inschrijven, en
2
de bijzondere onderhandelingsgroep niet het in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, bedoelde besluit heeft genomen.
Toepasselijkheid referentievoorschriften voor medezeggenschap bij omzetting, fusie, bij oprichting op andere wijze

Artikel 2 23
1
Onverminderd artikel 2:22 is in het geval van oprichting van een SCE door omzetting paragraaf 4 van deze afdeling slechts van toepassing, indien op de in een SCE omgezette coöperatie wettelijke regels of praktijken van toepassing waren betreffende de medezeggenschap van de werknemers in het toezichthoudend of het bestuursorgaan.
2
Onverminderd artikel 2:22 is in het geval van oprichting van een SCE door fusie paragraaf 4 van deze afdeling slechts van toepassing, indien voor de inschrijving van de SCE in een of meer van de deelnemende coöperaties een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die
a
ten minste 25% van het totale aantal werknemers van die coöperaties bestreken, of
b
minder dan 25% van het totale aantal werknemers van die coöperaties bestreken en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit.
3
In het geval van oprichting van een SCE op enige andere wijze is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het in de onderdelen a en b van dat lid genoemde percentage in dat geval 50 bedraagt.
4
Indien in de deelnemende juridische lichamen meer dan één vorm van medezeggenschap bestond, besluit de bijzondere onderhandelingsgroep welke van die vormen in de SCE wordt ingevoerd. Een besluit tot invoering van een vorm van medezeggenschap waaruit zou voortvloeien dat het recht op medezeggenschap van de werknemers wordt ingeperkt behoeft een meerderheid van tweederde van haar aantal leden, tevens vertegenwoordigende tweederde van de werknemers en afkomstig uit ten minste twee lidstaten. Van een inperking van het recht op medezeggenschap van de werknemers als bedoeld in de vorige zin is sprake, wanneer het aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE dat door de werknemers of hun vertegenwoordigers kan worden gekozen of benoemd, dan wel waarvoor zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, lager zou zijn dan het hoogste van het aantal leden ten aanzien waarvan dat recht vóór de inschrijving van de SCE kon worden uitgeoefend in een van de deelnemende juridische lichamen. Het besluit bevat een beschrijving van de inhoud die het recht van verkiezing of benoeming dan wel het recht van aanbeveling of bezwaar heeft in het deelnemend juridisch lichaam van welke het medezeggenschapsregime in de SCE wordt ingevoerd en van de procedure die ten aanzien van dat juridisch lichaam geldt voor de uitoefening van dat recht. De bijzondere onderhandelingsgroep deelt het besluit mede aan de deelnemende juridische lichamen.
5
Onverminderd artikel 36 van de verordening wordt bij gebreke van een besluit als bedoeld in het vierde lid, in een in Nederland ingeschreven SCE als vorm van medezeggenschap ingevoerd het recht van aanbeveling overeenkomstig de artikelen 158 en 159 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien die artikelen of de artikelen 268 en 269 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, op een of meer van de deelnemende juridische lichamen van toepassing zijn. In andere gevallen wordt bij gebreke van een besluit als bedoeld in het vierde lid, in een in Nederland ingeschreven SCE als vorm van medezeggenschap ingevoerd het recht van verkiezing of benoeming dan wel het recht van aanbeveling of bezwaar dat vóór de inschrijving van de SCE kon worden uitgeoefend in het deelnemend juridisch lichaam met het hoogste van het aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan dat door de werknemers of hun vertegenwoordigers kan worden gekozen of benoemd, dan wel waarvoor zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken.
6
Indien met toepassing van de laatste zin van het vijfde lid is vastgesteld welke vorm van medezeggenschap wordt ingevoerd, is het recht van verkiezing of benoeming dan wel het recht van aanbeveling of bezwaar alsmede de procedure voor de uitoefening van dat recht in overeenstemming met de inhoud van en de procedure voor de uitoefening van het betreffende recht ten aanzien van het deelnemend juridisch lichaam van welk het medezeggenschapsregime in de SCE wordt ingevoerd.
2
Referentievoorschriften voor de instelling en samenstelling van de SCE-ondernemingsraad
Instelling

Artikel 2 27
1
Uiterlijk vier jaren na zijn instelling besluit de SCE-ondernemingsraad, al dan niet op voorstel van de SCE, of het wenselijk is met de SCE in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid.
2
De artikelen 2:15, eerste en tweede lid, 2:17, 2:18, 2:19 en 2:20, zijn van overeenkomstige toepassing wanneer is besloten om over een overeenkomst te onderhandelen, met dien verstande dat de SCE-ondernemingsraad hierbij in de plaats treedt van de bijzondere onderhandelingsgroep.
3
Een besluit van de SCE-ondernemingsraad tot goedkeuring van een overeenkomst waarin afdeling 3 van dit hoofdstuk niet langer van toepassing wordt verklaard, of waarin het recht op medezeggenschap van de werknemers wordt ingeperkt behoeft een meerderheid van tweederde van zijn aantal leden, tevens vertegenwoordigende tweederde van de werknemers en afkomstig uit ten minste twee lidstaten. Van een inperking van het recht op medezeggenschap als bedoeld in de eerste zin is sprake, wanneer het aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE dat door werknemersvertegenwoordigers kan worden gekozen of benoemd, dan wel waarvoor zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, op grond van de overeenkomst lager is dan het aantal leden ten aanzien waarvan de werknemersvertegenwoordigers dat recht in de SCE reeds kunnen uitoefenen.
4
Voor de toepassing van dit artikel begint de termijn, bedoeld in artikel 2:18, op het tijdstip waarop krachtens het eerste lid is besloten met de SCE in onderhandeling te treden. Wanneer bij het verstrijken van deze termijn geen overeenkomst is gesloten blijft deze afdeling van toepassing.
Samenstelling en besluitvorming

Artikel 2 27
1
Uiterlijk vier jaren na zijn instelling besluit de SCE-ondernemingsraad, al dan niet op voorstel van de SCE, of het wenselijk is met de SCE in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid.
2
De artikelen 2:15, eerste en tweede lid, 2:17, 2:18, 2:19 en 2:20, zijn van overeenkomstige toepassing wanneer is besloten om over een overeenkomst te onderhandelen, met dien verstande dat de SCE-ondernemingsraad hierbij in de plaats treedt van de bijzondere onderhandelingsgroep.
3
Een besluit van de SCE-ondernemingsraad tot goedkeuring van een overeenkomst waarin afdeling 3 van dit hoofdstuk niet langer van toepassing wordt verklaard, of waarin het recht op medezeggenschap van de werknemers wordt ingeperkt behoeft een meerderheid van tweederde van zijn aantal leden, tevens vertegenwoordigende tweederde van de werknemers en afkomstig uit ten minste twee lidstaten. Van een inperking van het recht op medezeggenschap als bedoeld in de eerste zin is sprake, wanneer het aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE dat door werknemersvertegenwoordigers kan worden gekozen of benoemd, dan wel waarvoor zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, op grond van de overeenkomst lager is dan het aantal leden ten aanzien waarvan de werknemersvertegenwoordigers dat recht in de SCE reeds kunnen uitoefenen.
4
Voor de toepassing van dit artikel begint de termijn, bedoeld in artikel 2:18, op het tijdstip waarop krachtens het eerste lid is besloten met de SCE in onderhandeling te treden. Wanneer bij het verstrijken van deze termijn geen overeenkomst is gesloten blijft deze afdeling van toepassing.
Regeling van werkzaamheden

Artikel 2 27
1
Uiterlijk vier jaren na zijn instelling besluit de SCE-ondernemingsraad, al dan niet op voorstel van de SCE, of het wenselijk is met de SCE in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid.
2
De artikelen 2:15, eerste en tweede lid, 2:17, 2:18, 2:19 en 2:20, zijn van overeenkomstige toepassing wanneer is besloten om over een overeenkomst te onderhandelen, met dien verstande dat de SCE-ondernemingsraad hierbij in de plaats treedt van de bijzondere onderhandelingsgroep.
3
Een besluit van de SCE-ondernemingsraad tot goedkeuring van een overeenkomst waarin afdeling 3 van dit hoofdstuk niet langer van toepassing wordt verklaard, of waarin het recht op medezeggenschap van de werknemers wordt ingeperkt behoeft een meerderheid van tweederde van zijn aantal leden, tevens vertegenwoordigende tweederde van de werknemers en afkomstig uit ten minste twee lidstaten. Van een inperking van het recht op medezeggenschap als bedoeld in de eerste zin is sprake, wanneer het aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE dat door werknemersvertegenwoordigers kan worden gekozen of benoemd, dan wel waarvoor zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, op grond van de overeenkomst lager is dan het aantal leden ten aanzien waarvan de werknemersvertegenwoordigers dat recht in de SCE reeds kunnen uitoefenen.
Evaluatieprocedure en nieuwe onderhandelingen

Artikel 2 27
1
Uiterlijk vier jaren na zijn instelling besluit de SCE-ondernemingsraad, al dan niet op voorstel van de SCE, of het wenselijk is met de SCE in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid.
2
De artikelen 2:15, eerste en tweede lid, 2:17, 2:18, 2:19 en 2:20, zijn van overeenkomstige toepassing wanneer is besloten om over een overeenkomst te onderhandelen, met dien verstande dat de SCE-ondernemingsraad hierbij in de plaats treedt van de bijzondere onderhandelingsgroep.
3
Een besluit van de SCE-ondernemingsraad tot goedkeuring van een overeenkomst waarin afdeling 3 van dit hoofdstuk niet langer van toepassing wordt verklaard, of waarin het recht op medezeggenschap van de werknemers wordt ingeperkt behoeft een meerderheid van tweederde van zijn aantal leden, tevens vertegenwoordigende tweederde van de werknemers en afkomstig uit ten minste twee lidstaten. Van een inperking van het recht op medezeggenschap als bedoeld in de eerste zin is sprake, wanneer het aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE dat door werknemersvertegenwoordigers kan worden gekozen of benoemd, dan wel waarvoor zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, op grond van de overeenkomst lager is dan het aantal leden ten aanzien waarvan de werknemersvertegenwoordigers dat recht in de SCE reeds kunnen uitoefenen.
4
Voor de toepassing van dit artikel begint de termijn, bedoeld in artikel 2:18, op het tijdstip waarop krachtens het eerste lid is besloten met de SCE in onderhandeling te treden. Wanneer bij het verstrijken van deze termijn geen overeenkomst is gesloten blijft deze afdeling van toepassing.
3
Referentievoorschriften voor informatie en raadpleging
Informatie, raadpleging en bevoegdheid van de SCE-ondernemingsraad

Artikel 2 32
1
De SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité kunnen zich doen bijstaan door deskundigen van hun keuze voor zover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is.
2
De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité komen ten laste van de SCE. De verplichting tot het dragen van de kosten van door de SCE-ondernemingsraad ingeschakelde deskundigen beperkt zich tot één deskundige per agendaonderwerp, tenzij anders wordt overeengekomen.
3
De eerste volzin van het tweede lid is eveneens van toepassing op het voeren van rechtsgedingen, echter onder de voorwaarde dat de SCE vooraf van de te maken kosten in kennis is gesteld.
4
De in het tweede en derde lid bedoelde vergadering vindt plaats op een zodanig tijdstip dat die informatie en raadpleging nog zinvol is. Deze vergadering doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de SCE.
Reguliere vergaderingen en informatieverstrekking

Artikel 2 32
1
De SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité kunnen zich doen bijstaan door deskundigen van hun keuze voor zover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is.
2
De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité komen ten laste van de SCE. De verplichting tot het dragen van de kosten van door de SCE-ondernemingsraad ingeschakelde deskundigen beperkt zich tot één deskundige per agendaonderwerp, tenzij anders wordt overeengekomen.
3
De eerste volzin van het tweede lid is eveneens van toepassing op het voeren van rechtsgedingen, echter onder de voorwaarde dat de SCE vooraf van de te maken kosten in kennis is gesteld.
Bijzondere omstandigheden

Artikel 2 32
1
De SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité kunnen zich doen bijstaan door deskundigen van hun keuze voor zover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is.
2
De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité komen ten laste van de SCE. De verplichting tot het dragen van de kosten van door de SCE-ondernemingsraad ingeschakelde deskundigen beperkt zich tot één deskundige per agendaonderwerp, tenzij anders wordt overeengekomen.
3
De eerste volzin van het tweede lid is eveneens van toepassing op het voeren van rechtsgedingen, echter onder de voorwaarde dat de SCE vooraf van de te maken kosten in kennis is gesteld.
4
De in het tweede en derde lid bedoelde vergadering vindt plaats op een zodanig tijdstip dat die informatie en raadpleging nog zinvol is. Deze vergadering doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de SCE.
5
Voor een vergadering met het beperkt comité worden mede uitgenodigd de leden van de SCE-ondernemingsraad die mede gekozen zijn door de werknemers van de vestigingen of ondernemingen die door de maatregelen rechtstreeks worden geraakt.
Functioneren van de SCE-ondernemingsraad

Artikel 2 32
1
De SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité kunnen zich doen bijstaan door deskundigen van hun keuze voor zover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is.
2
De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité komen ten laste van de SCE. De verplichting tot het dragen van de kosten van door de SCE-ondernemingsraad ingeschakelde deskundigen beperkt zich tot één deskundige per agendaonderwerp, tenzij anders wordt overeengekomen.
3
De eerste volzin van het tweede lid is eveneens van toepassing op het voeren van rechtsgedingen, echter onder de voorwaarde dat de SCE vooraf van de te maken kosten in kennis is gesteld.
Bijstand door deskundigen en kosten

Artikel 2 32
1
De SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité kunnen zich doen bijstaan door deskundigen van hun keuze voor zover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is.
2
De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de SCE-ondernemingsraad en het beperkt comité komen ten laste van de SCE. De verplichting tot het dragen van de kosten van door de SCE-ondernemingsraad ingeschakelde deskundigen beperkt zich tot één deskundige per agendaonderwerp, tenzij anders wordt overeengekomen.
3
De eerste volzin van het tweede lid is eveneens van toepassing op het voeren van rechtsgedingen, echter onder de voorwaarde dat de SCE vooraf van de te maken kosten in kennis is gesteld.
4
Referentievoorschriften voor medezeggenschap
Aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE waarvoor medezeggenschap geldt

Artikel 2 35
1
De SCE-ondernemingsraad verdeelt de zetels in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE waarop een medezeggenschapsprocedure van toepassing is, zodanig dat de werknemers worden vertegenwoordigd naar verhouding van het aantal werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen en vestigingen dat in elke lidstaat werkzaam is.
2
Indien toepassing van het eerste lid ertoe zou leiden dat na toewijzing van de eerste zetel aan de werknemers van de lidstaat met het grootste aantal werknemers, de Nederlandse werknemers of die van een of meer andere lidstaten niet vertegenwoordigd worden, wijst de SCE-ondernemingsraad de tweede zetel toe aan de werknemers van de SCE die in Nederland werkzaam zijn. Een derde en volgende zetel wordt toegewezen aan de werknemers uit een van de andere nog niet vertegenwoordigde lidstaten.
3
Het recht om te bepalen welke persoon wordt verkozen of benoemd tot lid van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE, dan wel ten aanzien van welke personen ten behoeve van de benoeming of verkiezing aanbevelingen worden gedaan of bezwaar wordt gemaakt, wordt uitgeoefend door of namens de werknemers in de lidstaat aan welke dat recht is toegewezen en geschiedt volgens de in die lidstaat geldende regels of praktijken.
Medezeggenschap in verhouding tot aantal werknemers in lidstaten

Artikel 2 35
1
De SCE-ondernemingsraad verdeelt de zetels in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE waarop een medezeggenschapsprocedure van toepassing is, zodanig dat de werknemers worden vertegenwoordigd naar verhouding van het aantal werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen en vestigingen dat in elke lidstaat werkzaam is.
2
Indien toepassing van het eerste lid ertoe zou leiden dat na toewijzing van de eerste zetel aan de werknemers van de lidstaat met het grootste aantal werknemers, de Nederlandse werknemers of die van een of meer andere lidstaten niet vertegenwoordigd worden, wijst de SCE-ondernemingsraad de tweede zetel toe aan de werknemers van de SCE die in Nederland werkzaam zijn. Een derde en volgende zetel wordt toegewezen aan de werknemers uit een van de andere nog niet vertegenwoordigde lidstaten.
3
Het recht om te bepalen welke persoon wordt verkozen of benoemd tot lid van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE, dan wel ten aanzien van welke personen ten behoeve van de benoeming of verkiezing aanbevelingen worden gedaan of bezwaar wordt gemaakt, wordt uitgeoefend door of namens de werknemers in de lidstaat aan welke dat recht is toegewezen en geschiedt volgens de in die lidstaat geldende regels of praktijken.
4
Ten behoeve van de uitoefening van de in het derde lid bedoelde rechten wordt voorafgaand aan de vervulling van een vacature in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE aan de werknemers tijdig alle noodzakelijke informatie verstrekt met betrekking tot die vacature. Aan de werknemers wordt een redelijke termijn gegund voor de uitoefening van hun rechten.
5
Op de uitoefening van het ingevolge het derde lid aan de in Nederland werkzame werknemers toegewezen recht is artikel 2:11, tweede tot en met achtste lid, van overeenkomstige toepassing.
Rechten en plichten van leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan

Artikel 2 35
Elk lid van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE ten aanzien van wie door de SCE-ondernemingsraad het recht op medezeggenschap is uitgeoefend, is van rechtswege lid met dezelfde rechten en plichten als de leden die de leden van de SCE vertegenwoordigen, met inbegrip van het stemrecht.
Afdeling 4. De rol van de werknemers in de SCE krachtens nationale wetgeving
Toepasselijkheid

Artikel 2 38
Deze afdeling is slechts van toepassing in het geval van oprichting van een SCE door uitsluitend natuurlijke personen of door slechts één juridisch lichaam en natuurlijke personen, indien het totale aantal werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen en vestigingen minder dan 50 bedraagt of 50 of meer in slechts één lidstaat.
De rol van de werknemers in de SCE respectievelijk de dochterondernemingen en vestigingen van de SCE

Artikel 2 38
1
In het geval van oprichting van een SCE als bedoeld in artikel 2:36, geldt met betrekking tot de rol van de werknemers in de SCE zelf, het recht dat in de lidstaat waarin de SCE haar statutaire zetel heeft, van toepassing is op gelijksoortige lichamen. Ten aanzien van een SCE met statutaire zetel in Nederland is dat het recht op grond van de Wet op de ondernemingsraden en de artikelen 158 en 159 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2
Ten aanzien van de dochterondernemingen en vestigingen van de SCE geldt met betrekking tot de rol van de werknemers het recht, dat in de lidstaat waarin deze dochterondernemingen en vestigingen zijn gevestigd, van toepassing is op gelijksoortige lichamen. Ten aanzien van in Nederland gevestigde dochterondernemingen en vestigingen is dat het recht op grond van de Wet op de ondernemingsraden.
3
Indien de statutaire zetel van een SCE, waarop regels betreffende de medezeggenschap van werknemers van toepassing zijn, verplaatst wordt naar een andere lidstaat, blijft ten minste hetzelfde niveau van medezeggenschap in die SCE van toepassing.
Wijziging van de rol van de werknemers na inschrijving SCE

Artikel 2 38
Indien na de inschrijving van een SCE als bedoeld in artikel 2:36,
a
ten minste eenderde van het totale aantal werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen en vestigingen in ten minste twee verschillende lidstaten hierom verzoekt, of
b
het totale aantal werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen en vestigingen in ten minste twee lidstaten 50 of meer bedraagt, zijn de afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat verplichtingen die krachtens die afdelingen rusten op de deelnemende juridische lichamen en betrokken dochterondernemingen en vestigingen, betrekking hebben op de SCE respectievelijk dochterondernemingen en vestigingen van de SCE.
Afdeling 5. Deelneming werknemers(vertegenwoordigers) aan de algemene vergadering of sector- of afdelingsvergadering
Toepasselijkheid

Artikel 2 40
1
Deze afdeling is van toepassing in het geval van oprichting van een SCE door ten minste twee juridische lichamen of door omzetting.
2
In het geval van oprichting van een SCE door uitsluitend natuurlijke personen of door slechts één juridisch lichaam en natuurlijke personen, is deze afdeling van overeenkomstige toepassing, indien het totale aantal werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen en vestigingen in ten minste twee lidstaten ten minste 50 zal bedragen.
3
Artikel 2:7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Stemrecht werknemers(vertegenwoordigers)

Artikel 2 40
Onverminderd artikel 59, vierde lid, van de verordening kunnen de werknemers van de SCE of de werknemersvertegenwoordigers deelnemen aan de algemene vergadering of aan de sector- of afdelingsvergadering en stemrecht uitoefenen, indien:
a
de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe hebben besloten bij de overeenkomst, bedoeld in artikel 2:12, eerste lid,
b
een coöperatie, waarop een regeling als bedoeld in de aanhef van toepassing is, wordt omgezet in een SCE, of
c
in het geval van een SCE die is opgericht anders dan door omzetting, een regeling als bedoeld in de aanhef, op een van de deelnemende juridische lichamen van toepassing was, en
1
de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep niet binnen de in artikel 2:18 bedoelde termijn tot goedkeuring van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid, konden besluiten,
2
elk van de deelnemende juridische lichamen heeft besloten ermee in te stemmen dat afdeling 3 van dit hoofdstuk met betrekking tot de SCE wordt toegepast teneinde de SCE te kunnen inschrijven,
3
de bijzondere onderhandelingsgroep niet het in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, bedoelde besluit heeft genomen,
4
paragraaf 4 van afdeling 3 van dit hoofdstuk van toepassing is, alsmede
5
in de onder c bedoelde deelnemende coöperatie waarop de deelnemingsregeling, bedoeld in de aanhef, van toepassing was, het hoogste niveau van medezeggenschap bestond zoals dat gold in de betrokken deelnemende juridische lichamen vóór de inschrijving van de SCE.
Afdeling 6. Verkiezing en aanwijzing van werknemers in een niet-Nederlandse SCE
Verkiezing en aanwijzing van werknemers in een niet-Nederlandse SCE

Artikel 2 41
1
Indien ter uitvoering van de richtlijn in een andere lidstaat dan Nederland een bijzondere onderhandelingsgroep dan wel een SCE-ondernemingsraad of een andere informatie- en raadplegingsprocedure wordt ingesteld, zijn op de verkiezing of aanwijzing van de Nederlandse leden de artikelen 2:11, tweede tot en met achtste lid, en 2:24, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
2
Indien ter uitvoering van de richtlijn in een andere lidstaat dan Nederland door Nederlandse werknemers het recht, bedoeld in artikel 2:34, derde lid, kan worden uitgeoefend, is op de uitoefening van dat recht 2:11, tweede tot en met achtste lid, van overeenkomstige toepassing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •