Wet op de kansspelen
Artikel 34
1
Het College wordt gehoord over het voornemen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning als bedoeld in de artikelen 9, 14b, 16, 24, 27b, 27h en 30z van de wet, alsmede in artikel 3 van de wet voorzover de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde dan 4 500 000 hebben.
2
Het College is belast met het toezicht op de naleving door de rechtspersonen, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in het eerste lid, van het bepaalde bij of krachtens deze wet en van hun statuten en reglementen.
3
Met het in het tweede lid bedoelde toezicht op de naleving zijn belast de leden van het College, de secretaris en de overige medewerkers van het bureau van het College. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden , genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
4
Instemming met de statuten en reglementen van de in het tweede lid bedoelde rechtspersonen wordt niet door Onze Minister van Justitie of een van Onze Ministers wie het mede aangaat gegeven dan nadat het College is gehoord. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
5
De in het tweede lid bedoelde rechtspersonen zenden een afschrift van de ingevolge de verleende vergunning voorgeschreven rapportage aan het College.