Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de expertisecentra

 

Artikel 41 Commissie van onderzoek
1
Tot een instelling mogen slechts die kinderen worden toegelaten voor wie vaststaat dat overwegend een orthopedagogische en orthodidactische benadering aangewezen is en die voor het op die instelling gegeven onderwijs in aanmerking komen.
2
Het bevoegd gezag van een instelling of de bevoegde gezagsorganen van twee of meer instellingen stelt onderscheidenlijk stellen een commissie in die tot taak heeft:
a
te beoordelen of het kind voor het onderwijs op de instelling waarvoor toelating werd verzocht, in aanmerking komt,
b
het doen van aanbevelingen omtrent het begeleiden van de individuele leerling tijdens zijn verblijf op de instelling, teneinde een optimale ontwikkeling van de in de leerling aanwezige mogelijkheden te bewerkstelligen, en
c
als onderdeel van de onder b genoemde taak, aan het eind van elk schooljaar te adviseren omtrent terugplaatsing of overplaatsing van de leerling naar het basisonderwijs, een andere vorm van speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs of een vorm van voortgezet speciaal onderwijs.
De commissie kan bij het uitoefenen van haar taak gebruik maken van bestaande onderzoeksgegevens, indien dergelijke gegevens aan haar worden verstrekt. De commissie wordt geleid door de directeur van de instelling waarvoor toelating werd verzocht. De commissie bestaat naast de directeur van de instelling ten minste uit:
1
een academisch gevormd psycholoog of pedagoog die zich heeft gespecialiseerd in de jeugd- en kinderpsychologische richting, onderscheidenlijk in de orthopedagogische richting,
2
een maatschappelijk deskundige die in het bezit is van het diploma maatschappelijk werker van een sociale academie of van een door Onze minister aangewezen diploma en
3
een arts die vertrouwd is met het onderzoek van kinderen voor wie het op de instelling gegeven onderwijs is bestemd.
3
In verband met de beoordeling van kinderen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond kan de commissie een deskundige op het gebied van de taal en cultuur van het land van oorsprong inschakelen.
4
Geen kind wordt tot een instelling toegelaten dan na onderzoek door een commissie als bedoeld in het tweede lid. De inspecteur is bevoegd het onderzoek bij te wonen.
5
De onderscheiden functionarissen van de commissie brengen hun bevindingen naar aanleiding van hun onderzoek van het kind door middel van een onderzoeksrapport ter kennis van de commissie.
6
Van het in het vierde lid bedoelde onderzoek maakt de commissie een gemeenschappelijk rapport waarin naast het eindoordeel, de onderzoeksrapporten bedoeld in het vijfde lid, en de eventuele overige aan de commissie verstrekte documenten worden opgenomen, alsmede de bevindingen van de onderscheiden functionarissen naar aanleiding van het overleg in de commissie tot uitdrukking worden gebracht.
7
De directeur bespreekt de conclusies van het rapport met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, de leerling. De ouders van een minderjarige of handelingsonbekwame leerling, de leerling die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt en de inspecteur krijgen desgewenst inzage in het rapport.
8
Het bevoegd gezag ziet erop toe dat het gemeenschappelijk rapport slechts wordt gebruikt ten behoeve van het verblijf van de betrokken leerling op de instelling. Van het bepaalde in de vorige volzin kan voor wat betreft het rapport worden afgeweken voor zover door de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, de leerling schriftelijk toestemming is verleend.
9
Het gemeenschappelijk rapport wordt in de instelling bewaard tot ten minste 3 jaar na het tijdstip waarop de leerling de instelling heeft verlaten. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het gemeenschappelijk rapport wordt bewaard op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor het bevoegd gezag en de met het onderzoek belaste functionarissen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AF2494, Hoger beroep, 200202306/1
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    24-12-2002
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Raad van State
    200202306/1. Datum uitspraak: 24 december 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: burgemeester en wethouders van Putten, appellanten, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Zutphen van 20 maart 2002 in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats] en appellanten...
  •