Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de architectentitel

 

Artikel 11
1
Inschrijving in het register als tuin- en landschapsarchitect wordt verleend aan degene die voldoet aan een van de volgende eisen:
a
in het bezit zijn van:
1
het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van landschapsarchitectuur aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde universiteit;
2
het getuigschrift van een opleiding landschapsarchitectuur op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde universiteit;
b
in het bezit zijn van:
1
het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van landschapsarchitectuur verbonden aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde hogeschool;
2
het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs uitgereikte einddiploma van een Academie van Bouwkunst, waaraan een afdeling Landschapsarchitectuur is verbonden, het op grond van artikel 34, derde lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs uitgereikte getuigschrift van een opleiding voor beroepen op het terrein van architectuur en stedenbouw dan wel het getuigschrift van een voortgezette opleiding bouwkunst verbonden aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde hogeschool;
c
vóór 1 september 1970 zijn afgestudeerd in de richting tuin- en landschapsarchitectuur aan de rijkslandbouwuniversiteit te Wageningen;
d
vóór 1 januari 1953 zijn erkend door de commissie ter erkenning van tuin- en landschapsarchitecten, ingesteld door de Bond van Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitecten (BNT);
e
met goed gevolg vóór 1 februari 1968 een examen voor tuin- en landschapsarchitect hebben afgelegd voor een door Onze Minister van Landbouw en Visserij daartoe benoemde examencommissie;
f
in het bezit zijn van een in 1971 uitgereikt diploma van de Voortgezette Hogere Opleiding Tuin- en Landschapsarchitectuur (VHTL) van de Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur;
g
met goed gevolg hebben afgelegd een overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk VI ingericht en afgenomen examen voor tuin- en landschapsarchitect of daarvan, wegens ten genoegen van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangetoonde uitzonderlijke bekwaamheid, van genoemde minister ontheffing hebben verkregen;
h
met goed gevolg hebben afgelegd het examen ter afsluiting van een door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, na het horen van de representatief te achten beroepsorganisaties van tuin- en landschapsarchitecten, aangewezen opleiding;
i
in het bezit zijn van een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van tuin- en landschapsarchitectuur, dat of die door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend;
j
in het bezit zijn van een in een derde land behaald of verworven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van tuin- en landschapsarchitectuur, dat of die door het daartoe bij of krachtens wet in een andere betrokken staat aangewezen bevoegd gezag overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de richtlijn is erkend, mits hij kan worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar en in het bezit is van een door dat gezag afgegeven verklaring dat hij ten minste drie jaar beroepservaring in die staat heeft op het gebied van tuin- en landschapsarchitectuur, of
k
in het bezit zijn van een diploma, certificaat of andere titel op het gebied van tuin- en landschapsarchitectuur, dat of die door een daartoe bevoegde instelling in een derde land is verstrekt en door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend.
2
Onze Minister van Landbouw en Visserij kan nadere regels geven over de inrichting welke degene die op grond van het voldoen aan een der eisen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, inschrijving in het register wenst te verkrijgen aan zijn opleiding moet hebben gegeven.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •