Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Artikel 18g
1
De boete, die ten hoogste voor een beboetbaar feit kan worden opgelegd, is gelijk aan de geldsom van ten hoogste 6 700,-, behoudens het tweede lid.
2
De op grond van artikel 18e, eerste lid, aangewezen ambtenaar verhoogt de op te leggen boete met 50%, indien op de dag van het constateren van het beboetbare feit nog geen 24 maanden zijn verstreken nadat een eerder beboetbaar feit bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting is geconstateerd en de boete wegens het eerdere beboetbare feit onherroepelijk is geworden.
3
Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin onder meer de boetebedragen voor ieder beboetbaar feit worden vastgesteld.
4
In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter in beroep of hoger beroep de hoogte van de boete ook ten nadele van de belanghebbende wijzigen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.