Wet bepalingen van internationaal privaatrecht met betrekking tot zeerecht en binnenvaartrecht
Artikel 7
1
In dit artikel wordt onder aanvaring verstaan: de aanraking van schepen met elkaar. Het heeft uitsluitend betrekking op aansprakelijkheid voor schade door een aanvaring welke is veroorzaakt door schepen en op schade welke is ontstaan aan die schepen of aan opvarenden of zaken aan boord van die schepen. Voor de toepassing van dit artikel wordt een schip als met een Staat verbonden beschouwd, indien het door of vanwege die Staat teboek staat of van een zeebrief of daarmee gelijk te stellen document is voorzien, dan wel bij gebreke van elke teboekstelling, zeebrief of ander daarmee gelijk te stellen document, toebehoort aan een onderdaan van die Staat.
2
Behoudens het bepaalde in de leden 3 en 4 hierna, is op de aansprakelijkheid van een schip terzake van een aanvaring in de binnenwateren of in de territoriale wateren van een Staat het recht van die Staat van toepassing, en terzake van een aanvaring in volle zee het recht van de Staat waar de vordering tot schadevergoeding wordt ingesteld.
3
Indien de bij een aanvaring betrokken schepen met verschillende Staten zijn verbonden die alle partij zijn bij eenzelfde verdrag betreffende de aansprakelijkheid voor een aanvaring, of althans het recht van al die Staten overeenkomt met de beginselen van een zodanig verdrag, vinden de bepalingen van dat verdrag, onderscheidenlijk de daarmee overeenstemmende bepalingen van het recht van die Staten toepassing.
4
Indien bij een aanvaring slechts schepen betrokken zijn die op dat tijdstip met eenzelfde Staat zijn verbonden, is het recht van die Staat van toepassing. Deze regel geldt niet indien bij de aanvaring uitsluitend binnenschepen betrokken zijn.
5
Bij het bepalen van de aansprakelijkheid wordt, ongeacht het daarop toepasselijke recht, rekening gehouden met alle regels die ten tijde van de aanvaring voor de navigatie ter plaatse golden.
6
Het op de aansprakelijkheid toepasselijke recht bepaalt in het bijzonder:
a
de gronden van aansprakelijkheid;
b
de gronden voor ontheffing van aansprakelijkheid en elke verdeling van aansprakelijkheid;
c
de aard van de voor vergoeding vatbare schade;
d
de omvang van schade;
e
wie uit eigen hoofde recht hebben op vergoeding van geleden schade;
f
de aansprakelijkheid
*
van de vertegenwoordigde voor gedragingen van zijn vertegenwoordigers;
*
voor gedragingen van personen in dienst van de aangesprokene of anderszins te zijnen behoeve werkzame personen;
*
van het schip of van de eigenaar of exploitant van het schip voor gedragingen van een loods;
g
de mogelijkheid tot overdracht of overgang van het recht op schadevergoeding;
h
de bewijslast en de kracht van vermoedens;
i
de termijn voor de verjaring of het verval van een aanspraak op schadevergoeding, alsmede het tijdstip van aanvang van die termijn en van zijn stuiting of schorsing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.