Wegenverkeerswet 1994
Artikel 123
1
Onverminderd de artikelen 122 en 131, derde lid, verliest een rijbewijs zijn geldigheid:
a
door uitreiking van een nieuw of vervangend rijbewijs;
b
door omwisseling tegen een rijbewijs dat aan de houder door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland is afgegeven, voor de categorie of categorieën van motorrijtuigen waarop de omwisseling betrekking heeft;
c
gedurende de tijd dat aan de houder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd;
d
door het onbevoegd daarin aanbrengen van wijzigingen;
e
door het overlijden van de houder;
f
door ongeldigverklaring, voor de categorie of categorieën waarop de ongeldigverklaring betrekking heeft dan wel, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een deel van de geldigheidsduur, voor dat deel van de geldigheidsduur;
g
door wijziging van de geslachtsnaam, de voornamen, de plaats of datum van geboorte of het geslacht van de houder of
h
door aangifte van vermissing van het rijbewijs.
2
Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.