Uitleveringswet
Artikel 23
1
Uiterlijk op de derde dag na die waarop hij het verzoek tot uitlevering heeft ontvangen, vordert de officier van justitie schriftelijk, dat de rechtbank het verzoek in behandeling zal nemen. Hij legt daarbij de stukken aan de rechtbank over.
2
Een afschrift van de krachtens het vorige lid vereiste vordering wordt aan de opgeëiste persoon betekend. Daarbij wordt hem mededeling gedaan van de feiten waarvoor zijn uitlevering is gevraagd, met vermelding van de tijden en de plaatsen waarop deze zijn begaan, een en ander zoals bij het verzoek tot uitlevering omschreven, alsmede van de staat die het verzoek heeft gedaan. Het voorgaande geldt eveneens in het geval dat de officier van justitie naar aanleiding van een naderhand ontvangen verzoek zijn vordering heeft aangevuld of gewijzigd. Van de ontvangst van aanvullende stukken, die in het dossier worden gevoegd, wordt de opgeëiste persoon mededeling gedaan.
3
Nadat de stukken aan de rechtbank zijn overgelegd, mag de kennisneming daarvan aan de opgeëiste persoon en diens raadsman niet worden onthouden. Het bepaalde bij en krachtens artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN BF8838, Eerste aanleg - meervoudig, 13/497317-07
Rechtsoort
Straf
Datum uitspraak
28-09-2007
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank Amsterdamhet artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht; de artikelen 2 en 5 van de Uitleveringswet; de artikelen 1, 2 en 12 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957 (Trb.65, 9) en artikel 5 van het Tweede Aanvullend Protocol bij dat Verdrag (Trb.1979, 120). Rechtbank verklaart... -
LJN BD4468, Eerste aanleg - meervoudig, 13.497.360-2006
Rechtsoort
Straf
Datum uitspraak
21-11-2006
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank AmsterdamIRK; uitlevering; genoegzaamheid der stukken; mogelijk strijd met fair trial beginsel nu sprake zou zijn van uitlokking; beslissing over eventuele weigering in verband met vermoeden van inbreuk op fundamentele rechten van opgeëiste persoon ligt in beginsel bij minister van justitie, slechts indien flagrante...