Schepenwet
Artikel 48
1
De kapitein, die zich ten opzichte van zijn scheepvaartonderneming, de bevrachters, de schepelingen, de passagiers of andere opvarenden op eenigerlei wijze heeft misdragen, kan, onafhankelijk van de burgerlijke en de strafvordering, door den Raad voor de scheepvaart, na ingesteld onderzoek, disciplinair worden gestraft door het uitspreken van eene berisping of door ontneming van de bevoegdheid om gedurende eenen bepaalden tijd, twee jaren niet te boven gaande, als kapitein op een schip, als bedoeld in artikel 2, te varen.
2
Desgelijks kan de kapitein, stuurman, machinist, radiotelegrafist of radiotelefonist door den Raad voor de scheepvaart disciplinair worden gestraft door het uitspreken van eene berisping of door ontneming van de bevoegdheid om gedurende eenen bepaalden tijd, twee jaren niet te boven gaande, in een of meer dezer betrekkingen op een schip, als bedoeld in artikel 2, te varen, een en ander wanneer de Raad bij het in hoofdstuk IV bedoelde onderzoek tot de overtuiging komt, dat aan zijne schuld eene scheepsramp is te wijten.
3
De Raad kan bij eene met redenen omkleede beslissing den betrokkene onbevoegd verklaren om gedurende het onderzoek als kapitein, stuurman, machinist, radiotelegrafist of radiotelefonist op een schip, als bedoeld in artikel 2, dienst te doen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.