Schepenwet
Artikel 32
1
De Scheepvaartinspectie de Raad kunnen overlegging vorderen binnen eenen bepaalden termijn van scheepsdagboeken, machinedagboeken, scheepsverklaringen, monsterrollen, strafregisters en van alle andere voor het onderzoek vereischte bescheiden, zoowel van de kapiteins der schepen, bij de scheepsramp betrokken geweest, als van ieder ander, die de stukken onder zijne berusting heeft. De personen tot wie een vordering wordt gericht tot overlegging van de genoemde bescheiden, zijn verplicht deze stukken binnen de gestelde termijn over te leggen in de staat waarin zij zich ten tijde van de vordering bevinden.
2
Verzuim van overlegging binnen de gestelde termijn wordt gelijkgesteld met een weigering gevolg te geven aan een vordering ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet op de Parlementaire EnquĂȘte. De artikelen 10, 11, 15, eerste en derde lid, en 16, eerste en derde lid, van die wet zijn van toepassing.
3
Overeenkomstige regelen, als in het vorige lid, worden met betrekking tot de Scheepvaartinspectie in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk in Aruba en de Commissies van Onderzoek, bedoeld in artikel 26bis , bij Landsverordening gesteld.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.