Rijksoctrooiwet 1995
Artikel 23p
1
De secretaris van de raad van toezicht stelt de octrooigemachtigde tegen wie een klacht is ingediend onverwijld schriftelijk op de hoogte van de bedenking.
2
De voorzitter van de raad kan na een summier onderzoek, zo nodig na de klager en de desbetreffende octrooigemachtigde te hebben gehoord, de klacht terstond bij met redenen omklede beslissing afwijzen indien hij van oordeel is dat deze kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is.
3
Indien de voorzitter van de raad van oordeel is dat een klacht vatbaar is voor minnelijke schikking, roept hij de klager en de desbetreffende octrooigemachtigde op teneinde een zodanige schikking te beproeven. Indien een minnelijke schikking mogelijk blijkt, wordt deze op schrift gesteld en door de klager, de octrooigemachtigde en de voorzitter ondertekend.
4
De voorzitter van de raad brengt klachten, die niet in der minne zijn opgelost of die niet zijn afgewezen, onverwijld ter kennis van de raad van toezicht.
5
De secretaris van de raad zendt aan de klager en de desbetreffende octrooigemachtigde onverwijld bij aangetekende brief een afschrift van de beslissing van de voorzitter.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.