
Provinciewet
- Provinciewet
- Titel I. Begripsbepalingen
- Artikel 1, 2, 3, 4, 5
- Titel II. De inrichting en samenstelling van het provinciebestuur
- Hoofdstuk I. Algemene bepaling
- Artikel 6
- Hoofdstuk II. Provinciale staten
- Artikel 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 32a, 33
- Hoofdstuk III. Gedeputeerde staten
- Artikel 34, 35, 35a, 35b, 35c, 36, 37, 38, 39, 40, 40a, 40b, 40c, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 49, 50, 52, 53, 53a, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 59a, 60
- Hoofdstuk IV. De commissaris van de Koning
- Artikel 61, 61a, 61b, 61c, 61d, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 75, 76, 77, 78, 79
- Hoofdstuk IVA. De rekenkamer
- Artikel 79a, 79b, 79c, 79d, 79e, 79f, 79g, 79h, 79i, 79j, 79k, 79l, 79m, 79n, 79o
- Hoofdstuk IVB. De rekenkamerfunctie
- Artikel 79p
- Hoofdstuk IVC. De ombudsman
- Artikel 79q, 79r, 79s, 79t, 79u, 79v, 79w, 79x, 79y, 79z, 79aa
- Hoofdstuk V. De commissies
- Artikel 80, 81, 82, 83, 91
- Hoofdstuk VI. Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van provinciale staten en de commissies
- Artikel 93, 94, 95, 96
- Hoofdstuk VII. De secretaris en de griffier
- Artikel 97, 98, 99, 100, 101, 103, 104, 104a, 104b, 104d, 104e
- Titel III. De bevoegdheid van het provinciebestuur
- Hoofdstuk VIII. Algemene bepalingen
- Artikel 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 132, 136, 137, 138, 139, 140, 141
- Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van provinciale staten
- Artikel 143, 143a, 143b, 145, 146, 147, 150, 151, 151a, 151b, 151c, 151d, 151e, 151f, 152, 153, 155, 156
- Hoofdstuk X. De bevoegdheid van gedeputeerde staten
- Artikel 158, 163, 165, 166, 167, 168, 169, 170, 171, 172, 173, 174
- Hoofdstuk XI. De bevoegdheid van de commissaris van de Koning
- Artikel 175, 176, 179, 180, 181, 182
- Hoofdstuk XIA. De bevoegdheid van de rekenkamer
- Artikel 183, 184, 185, 185a, 186
- Titel IV. De financiën van de provincie
- Hoofdstuk XII. Algemene bepalingen
- Artikel 190, 191
- Hoofdstuk XIII. De begroting en de jaarrekening
- Artikel 193, 194, 195, 196, 197, 198, 199, 201, 202, 203, 204, 205, 207, 209, 210, 211, 212, 213, 214, 215
- Hoofdstuk XIV. De administratie en de controle
- Artikel 216, 217, 217a, 218, 219
- Hoofdstuk XV. De provinciale belastingen
- Artikel 220, 220a, 221, 222, 222a, 222c, 223, 224, 225, 226, 227, 227a, 227b, 227c, 227d, 228, 228a, 228b, 228c, 228d, 229, 229a, 229b, 230, 232, 232a, 232aa, 232b, 232c, 232d, 232e, 232f, 232g, 232h
- Titel V. Aanvullende bepalingen inzake het toezicht op het provinciebestuur
- Hoofdstuk XVII. Goedkeuring
- Artikel 253, 259
- Hoofdstuk XVIII. Schorsing en vernietiging
- Artikel 261, 266, 267, 270, 271, 272, 274, 274a
- Titel VI.
- Titel VII. Overgangs- en slotbepalingen
- Artikel 280, 281, 282, 283, 284, 285, 286, 287, 288, 289, 290, 291, 292, 293, 294, 295, 296, 297
Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.
Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.
Artikel 169 is eveneens van toepassing in die gevallen waarvoor het provinciebestuur een behandeling op de voet van de verordening, bedoeld in artikel 168 heeft voorgeschreven.
Artikel 43, vijfde lid, en artikel 65, vijfde lid, treden in werking op de dag van het eerste periodieke aftreden van de leden van gedeputeerde staten na de inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 149 is niet van toepassing op beroepen en bezwaarschriften die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 95 van de Provinciewet blijft van kracht ten aanzien van wetten die tot stand zijn gekomen voor de dag van inwerkingtreding van deze wet.