Mediawet
Artikel 39
1
De omroepverenigingen die een erkenning hebben verkregen, hebben jaarlijks de beschikking over de volgende hoeveelheid zendtijd:
a
omroepverenigingen waarvan het Commissariaat bij de erkenningverlening heeft vastgesteld dat zij 300 000 of meer leden hebben: 650 uren voor televisie en 3000 uren voor radio;
b
omroepverenigingen waarvan het Commissariaat bij de erkenningverlening heeft vastgesteld dat zij ten minste 150 000, doch minder dan 300 000 leden hebben: 325 uren voor televisie en 1500 uren voor radio.
2
De omroepverenigingen die een voorlopige erkenning hebben verkregen, hebben jaarlijks de beschikking over 100 uren zendtijd voor televisie en 450 uren zendtijd voor radio.
3
De educatieve omroepinstelling die een erkenning heeft verkregen, heeft jaarlijks de beschikking over 500 uren zendtijd voor televisie en 475 uren zendtijd voor radio.
4
De omroepverenigingen en de educatieve omroepinstelling zijn gerechtigd meer zendtijd te gebruiken dan de zendtijd, bedoeld in het eerste tot en met derde lid.
5
Bij algemene maatregel van bestuur kan het aantal uren zendtijd voor televisie, onderscheidenlijk radio, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden herzien indien het aantal omroepverenigingen die een erkenning of een voorlopige erkenning hebben verkregen, daartoe aanleiding geeft.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.