Binnenschepenwet
Artikel 9
1
De vaart met schepen, die voorzien moeten zijn van een certificaat van onderzoek, en met schepen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b en c, en tweede lid, kan worden onderbroken door de ambtenaren van de divisie Scheepvaart en door de door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren, indien de staat waarin het schip zich bevindt zodanig is dat de veiligheid van het schip en de opvarenden of van andere schepen en hun opvarenden onmiddellijk gevaar loopt.
2
In geval van toepassing van het vorige lid is de schipper verplicht het schip onverwijld en met inachtneming van de aanwijzingen van de ambtenaar te voeren of te doen voeren naar een door de ambtenaar geschikt geachte plaats.
3
De schipper is verplicht het schip op de aangewezen plaats te laten liggen totdat de redenen voor het onderbreken van de vaart zijn weggenomen.
4
De voorgaande leden zijn mede van toepassing op schepen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a , voor zover zij zich bevinden op enig binnenwater, niet zijnde de Rijn, de Lek of de Waal.
5
Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.