Algemene Ouderdomswet
Artikel 17g
1
Een boete wordt opgelegd binnen een jaar nadat de Sociale verzekeringsbank de pensioengerechtigde, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig het bepaalde in artikel 17d, vierde lid, in de gelegenheid heeft gesteld zijn of hun zienswijze naar voren te brengen. Indien terzake aangifte is gedaan of proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden vangt de termijn van een jaar aan op de dag na die waarop het openbaar ministerie aan de Sociale verzekeringsbank heeft medegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.
2
Een boete wordt in elk geval niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de desbetreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.