Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur
Artikel 8.1
1
Voor de toepassing van de in het tweede lid genoemde artikelen wordt met degene aan wie door een universiteit of de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht is verleend, gelijkgesteld degene die:
a
in het bezit is van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen in een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht of in het bezit is van een door het instellingsbestuur van een instelling, genoemd in de aanhef, afgegeven bewijsstuk dat daarvoor vrijstelling is verleend, en
b
in het bezit is van een door het instellingsbestuur van een instelling, genoemd in de aanhef, afgegeven verklaring waaruit blijkt dat in een van de jaren 2002 tot en met 2006 in de fase na de propedeutische fase van een opleiding als bedoeld in onderdeel a met goed gevolg tentamens zijn afgelegd, verbonden aan onderwijseenheden met een gezamenlijke studielast van ten minste 120 studiepunten.
Onder het met goed afleggen van een tentamen wordt mede begrepen de verlening van een vrijstelling daarvan.
2
De in het eerste lid bedoelde bepalingen zijn:
a
de artikelen 2, eerste lid, eerste volzin, en 62, eerste lid, eerste volzin, van de Advocatenwet,
b
artikel 6, tweede lid, van de Kadasterwet,
c
de artikelen 29, derde lid, en 30, vierde lid, van de Loodsenwet,
d
artikel 75, eerste lid, van de Pachtwet,
e
artikel 48, eerste lid, van de Visserijwet 1963,
f
artikel 98, derde lid, tweede volzin, van de Vreemdelingenwet 2000,
g
artikel 23, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte,
h
artikel 9, tweede lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet,
i
artikel 65, vierde lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002,
j
artikelen 12, eerste lid, en 29, tweede lid, van de Wet op de Raad van State,
k
artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op het notarisambt,
l
artikel 1d, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, en
m
de artikelen 55b, tweede lid, en 55f, eerste lid, van de Zeevaartbemanningswet.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.