Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZF5438

Datum uitspraak2001-03-29
Datum gepubliceerd2001-08-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 00/470
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG Enkelvoudige Kamer Bestuursrecht Reg.nr.: Awb 00/470 Uitspraak inzake: het College van burgemeester en wethouders der gemeente Terneuzen, eiser, tegen de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder. 1. Procesverloop. Namens eiser is bij verweerder een schriftelijke aanvraag ingediend, gedateerd 28 februari 2000, voor vergunning om in de periode van 1 mei 2000 tot en met 1 mei 2001 met een geweer en kunstlicht konijnen te bejagen op de sportvelden binnen de bebouwde kom van Terneuzen. Bij besluit van 10 maart 2000 heeft verweerder die vergunning geweigerd. Eiser heeft een bezwaarschrift hiertegen ingediend. Verweerder heeft dat bij besluit van 10 juli 2000 ongegrond verklaard. Eiser is van dit besluit bij deze rechtbank in beroep gekomen. Het geschil is op 12 maart 2001 ter zitting behandeld. Namens eiser is verschenen P.A. van Driel, werkzaam bij de afdeling Onroerende Zaken van de sector Stadsontwikkeling en -Beheer in de gemeente Terneuzen en voor verweerder is verschenen mevrouw mr. J.C. Bootsma, werkzaam bij de Afdeling Rechtsbescherming van de Directie Juridische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: LNV). 2. Overwegingen. Ingevolge artikel 53 van de Jachtwet kan, indien er naar het oordeel van verweerder geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het bejagen van wild, vergunning worden verleend om met afwijking van de voorschriften bij of krachtens de Jachtwet gegeven, te jagen op wildsoorten - onder meer - in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid en/of ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Het jagen op konijnen met behulp van kunstlicht impliceert ontheffing van het verbod om te jagen met andere dan geoorloofde middelen en tussen zonsondergang en zonsopgang. Verweerder heeft de gevraagde vergunning geweigerd omdat hij geen van de belangen die in artikel 53 van de Jachtwet zijn opgesomd aan de orde acht; voorzover zou moeten worden aangenomen dat dat wel het geval is acht verweerder voldoende alternatieven voorhanden om daar effectief tegen op te treden. Eiser stelt zich op het standpunt dat de bestrijding van konijnen op de sportvelden in het belang van de volksgezondheid is. De konijnen veroorzaken veel graafschade aan de grasmatten en daardoor kunnen sporters lichamelijk letsel oplopen. Bestrijding van de konijnen is nodig om dit letsel alsmede eventuele schadeclaims van sporters te voorkomen Met het herstellen van de grasmatten zijn voorts hoge kosten gemoeid en dat is een vorm van bedrijfsschade. De totale oppervlakte van de sportterreinen is te groot om ieder sportveld afzonderlijk af te rasteren en andere be- of verjagingsmethoden zijn onvoldoende effectief, aldus eiser. Er zijn dus geen bevredigende alternatieven om de konijnen afdoende te bestrijden. De rechtbank overweegt het volgende In geding is allereerst de vraag of artikel 53 van de Jachtwet ziet op de door eiser genoemde belangen, de volksgezondheid en het voorkomen van belangrijke schade aan gewassen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Volksgezondheid is niet synoniem aan gezondheid. Bij het begrip volksgezondheid (volgens Van Dale: de gezondheid, het lichame-lijk welzijn van het volk) moet worden gedacht aan die aspecten van de gezondheid(szorg) waarin de overheid een taak heeft, zoals neergelegd in artikel 22 van de Grondwet („De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid“). Niet kan worden gezegd dat het een publieke taak is om het risico van sportblessures als gevolg van struikelen over kuilen of gaten in de grasmat van sportvelden tegen te gaan. Dat acht de rechtbank een taak van de eigenaar of beheerder van de sportvelden. Belangrijke schade aan gewassen is hier evenmin aan de orde. Blijkens de parlementaire geschiedenis van de Jachtwet beoogt deze wet door het reguleren van de jacht de belangen van de landbouw en de natuurbescherming te behartigen. Het in artikel 53 genoemde belang van het voorkomen van schade aan gewassen ziet, in overeenstemming met de definitie van „landbouw“ in artikel 1 van de wet, op schade aan bedrijfsmatig geteelde gewassen in het kader van de landbouw en niet op graafschade door konijnen aan sportvelden. Geconcludeerd moet derhalve worden dat geen van de gronden waarop vergunning kan worden verleend zich voordoet, zodat verweerder de vergunning terecht heeft geweigerd. Dat verweerder in het verleden herhaaldelijk vergunning aan eiser heeft verleend maakt dat niet anders, want uit het vorenstaande volgt dat die vergunningverlening steeds in strijd met de wet heeft plaatsgevonden. Voor een overgangsregeling is onder die omstandigheid geen plaats. Overigens is eiser een kleine twee maanden vóór het aflopen van de voorgaande vergunningperiode in kennis gesteld van verweerders gewijzigde beleid op basis van verweerders nieuwe inzichten; eiser heeft zich derhalve gedurende die periode op de nieuwe situatie kunnen instellen. Het beroep is ongegrond. 3. Uitspraak. De Arrondissementsrechtbank te Middelburg, verklaart het beroep ongegrond. Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2001 door mr. R.C.M. Reinarz, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol - Enklaar, griffier. Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.