Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZB7575

Datum uitspraak1998-01-08
Datum gepubliceerd2002-10-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers96/11317 AAWAO
Statusgepubliceerd


Uitspraak

96/11317 AAWAO U I T S P R A A K in het geding tussen: Flex-O-Therm B.V., gevestigd te Hengelo (Gld), appellante, en het Landelijk instituut sociale verzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Met ingang van 1 maart 1997 is de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 treedt het Landelijk instituut sociale verzekeringen (hierna: Lisv) in de plaats van de betrokken bedrijfsvereniging. In het onderhavige geval is het Lisv in de plaats getreden van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het bestuur van deze Bedrijfsvereniging. Appellante is op bij beroepschrift van 2 december 1996 - ingediend door mr P.J. Eshuis, advocaat te Doetinchem - aangevoerde gronden bij de Raad in hoger beroep gekomen van een door de Arrondissementsrechtbank te Zutphen onder dagtekening 5 november 1996 tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen. Door gedaagde is bij schrijven van 5 mei 1997 van verweer gediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 27 november 1997, waar appellante zich heeft doen vertegenwoordigen door haar directeur ing. G.J. Jacobs (hierna: Jacobs). Gedaagde heeft zich bij die gelegenheid doen vertegenwoordigen door mr E.B. Knollema, werkzaam bij Gak Nederland B.V. II. MOTIVERING Jacobs dreef oorspronkelijk een eenmanszaak onder de naam Flex-O-Therm. Begin 1993 was de financiƫle positie van de eenmanszaak dermate slecht dat voor het totale personeel - tien werknemers - ontslagvergunningen werden aangevraagd en verkregen. Per 1 juli 1993 is operationeel geworden Flex-O-Therm B.V. in oprichting, welke vennootschap uiteindelijk perfect is geworden op 21 september 1993 met als oprichter de zoon van Jacobs. Jacobs werd zelf benoemd tot directeur. De B.V. i.o heeft een gedeelte van de activiteiten van de eenmanszaak voortgezet. Per 1 juli 1993 zijn voor Flex-O-Therm B.V. i.o. twee werknemers, die reeds in dienst waren bij de eenmanszaak, gaan werken, waaronder de gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemer H.M. van Embden (hierna: Van Embden). Van Embden was sedert 1 januari 1988 in dienst geweest van de eenmanszaak, welk dienstverband, na de verkregen ontslagvergunning, was opgezegd per 1 augustus 1993. Naar aanleiding van appellantes aanvraag daartoe heeft gedaagde bij beslissing van 22 december 1993 besloten aan appellante geen bonusuitkering als bedoeld in het toenmalige artikel 59c van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (hierna: AAW) toe te kennen, aangezien, gelet op bovengenoemde omstandigheden, appellante per 1 juli 1993 geen (nieuwe) dienstbetrekking met een arbeidsongeschikte uitkeringsgerechtigde was aangegaan. Hangende het beroep in eerste aanleg heeft gedaagde de aan zijn beslissing ten grondslag gelegde motivering aangevuld met het argument dat er sprake is van een overgang van onderneming in de zin van het toenmalige artikel 1639aa van het Burgerlijk Wetboek, nu de B.V. (i.o.) een deel van de activiteiten van de eenmanszaak heeft voortgezet. De rechtbank heeft zich verenigd met laatstgenoemde argumentatie, en derhalve geconcludeerd dat er geen sprake is van het aangaan van een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 59c van de AAW. De Raad overweegt als volgt. Met de rechtbank en gedaagde is de Raad van oordeel dat er in casu sprake is van een overgang van een onderneming. Genoegzaam blijkt uit de gedingstukken - en Jacobs heeft zulks ter zitting van de Raad nog eens bevestigd - dat de vennootschap de activiteiten van de eenmanszaak gedeeltelijk heeft voortgezet. Aangezien derhalve alle rechten en plichten, welke voor Jacobs als eigenaar van de eenmanszaak voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst tussen hem en Van Embden per 1 juli 1993 van rechtswege zijn overgegaan op Flex-O-Therm B.V. (i.o.), is er in zoverre geen sprake van het aangaan van een (nieuwe) dienstbetrekking. In casu doet zich echter de bijzondere situatie voor dat aan de eenmanszaak Jacobs reeds een ontslagvergunning voor Van Embden was verstrekt, van welke vergunning ook gebruik was gemaakt door de dienstbetrekking per 1 augustus 1993 op te zeggen. In beginsel zou derhalve ook het dienstverband tussen appellante en Van Embden per die datum beƫindigd zijn. Appellante heeft echter besloten de reeds gedane opzegging niet te effectueren en het dienstverband met Van Embden per 1 augustus 1993 voort te zetten. Ter zitting van de Raad heeft Jacobs verklaard dat daartoe onder meer besloten is vanwege de moeilijke positie van Van Embden op de arbeidsmarkt als oudere, gedeeltelijk arbeidsongeschikte, werknemer. De Raad is van oordeel dat, mede gelet op de ratio van de bonusregeling om de deelname van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers aan het arbeidsproces te bevorderen, het besluit van appellante om de reeds gedane opzegging alsnog in te trekken, beschouwd dient te worden als het aangaan van een dienstbetrekking in de zin van artikel 59c van de AAW. De bestreden beslissing en de aangevallen uitspraak kunnen derhalve niet in stand blijven. De Raad ziet aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellante ten bedrage van f 1.775,-- voor kosten van rechtsbijstand en ten bedrage van f 10,50 voor reiskosten in eerste aanleg en ten bedrage van f 710,-- voor kosten van rechtsbijstand en ten bedrage van f 66,50 voor reiskosten in hoger beroep. Het vorenstaande betekent tevens dat gedaagde het door appellante in eerste aanleg en in hoger beroep gestorte griffierecht dient te vergoeden. Derhalve dient als volgt te worden beslist. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak en de bestreden beslissing; Bepaalt dat gedaagde een nieuw besluit zal nemen op appellantes aanvraag om een bonusuitkering; Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellante ten bedrage van in totaal f 2.562,--; Gelast dat gedaagde aan appellante het griffierecht ten bedrage van f 1.000,-- in totaal vergoedt. Aldus gegeven door mr A.F.M. Brenninkmeijer als voorzitter en mr G.P.A.M. Garvelink-Jonkers en mr L.J.A. Damen als leden, in tegenwoordigheid van mr L.H. Vogt als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 januari 1998. (get.) A.F.M. Brenninkmeijer. (get.) L.H. Vogt. HL 901