Jurisprudentie
BJ8027
Datum uitspraak2009-08-28
Datum gepubliceerd2009-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000699-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000699-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
De voorzitter maakt er melding van dat het hof ambtshalve heeft onderzocht of rechtstreekse toezending van de oproeping aan het door de verdachte opgegeven adres in Brazilië een alternatief zou kunnen vormen voor de uitreiking via diplomatieke kanalen. Artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering lijkt deze mogelijkheid open te laten, nu het bepaalt dat de uitreiking aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, geschiedt door toezending van de mededeling door het openbaar ministerie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. Het hof gaat er gelet op de heersende leer in de literatuur echter vanuit dat het volkenrecht, en meer in het bijzonder het soevereiniteitsbeginsel, zich verzet tegen rechtstreekse toezending van de oproeping voor een terechtzitting aan een persoon op het grondgebied van een andere Staat, tenzij uit een verdrag of anderszins blijkt dat de buitenlandse autoriteiten daarmee hebben ingestemd. Artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering doet daaraan niet af. Nu het hof niet is gebleken dat de Braziliaanse autoriteiten instemmen met een rechtstreekse toezending van de oproeping aan de verdachte, staat deze mogelijkheid in het onderhavige geval niet open.
Uitspraak
arrestnummer:
parketnummer: [parketnummer]
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, 2e meervoudige kamer voor strafzaken, op 28 augustus 2009.
Tegenwoordig zijn:
mr. J.D.L. Nuis, voorzitter,
mr. N.A. Schimmel en mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, leden,
mr. B. van der Werf, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. S.M.L.M. Spoor, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak tegen de hierna te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, opgeroepen als
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum,
adres: [adres 2] te Brazilië,
is niet verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr R.D. Meerman, advocaat te Amsterdam, die desgevraagd verklaart niet door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen.
De advocaat-generaal legt over een formulier waaruit blijkt dat achtereenvolgens bij het dagvaarden, drie dagen voor de terechtzitting van heden en heden door middel van geautomatiseerde informatiesystemen (VIP) is gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen niet het geval bleek te zijn.
De onderhavige zaak wordt gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de andere verdachte in hetzelfde feitencomplex, te weten [naam medeverdachte] [parketnummer medeverdachte].
De raadsman deelt desgevraagd door de voorzitter het volgende mede.
De verdachte is niet op de hoogte van de zitting van vandaag. Ik heb van de verdachte begrepen dat zij op dit moment in Brazilië is en dat zij graag bij de behandeling van de zaak aanwezig wil zijn. Ik verzoek u de zaak aan te houden.
De voorzitter deelt mede dat bij het hof is ingekomen een brief van het Ministerie van Justitie betreffende het verzoek om rechtshulp inzake het uitreiken van een dagvaarding aan de verdachte.
De advocaat-generaal deelt het volgende mede.
Het is niet gelukt de oproeping voor de zitting van heden aan de verdachte te laten betekenen. Het openbaar ministerie heeft daartoe wel middels een rechtshulpverzoek een poging ondernomen en de stukken via het Ministerie van Justitie naar de ambassade in Brazilië gezonden, maar de stukken zijn zonder dat deze zijn uitgereikt aan de verdachte door de ambassade teruggezonden omdat niet voldaan is aan de termijn van 240 dagen die vereist zijn voor de Braziliaanse autoriteiten voor uitvoering van rechtshulpverzoeken.
De voorzitter deelt hierop het volgende mede.
Het hof is niet alleen onaangenaam verrast door de bijzonder lange termijn die de Braziliaanse autoriteiten nodig hebben voor de uitreiking van de oproeping aan de verdachte waardoor een onwerkbare situatie dreigt te ontstaan, maar ook door de wisselende informatie over deze termijn, waardoor de behandeling van onderhavige strafzaak verdere vertraging oploopt en voorts kostbare zittingstijd verloren gaat. Het onderzoek in onderhavige strafzaak was ter terechtzitting van 3 maart 2009 tot de zitting van heden geschorst in verband met de voor oproeping in Brazilië in acht te nemen termijn van 120 dagen. Inmiddels blijkt deze termijn te zijn verdubbeld tot 240 dagen, te rekenen vanaf aanbieding van het rechtshulpverzoek door de ambassade aan de Braziliaanse autoriteiten.
De advocaat-generaal deelt hierop het volgende mede.
Het openbaar ministerie had inderdaad eerder informatie ontvangen dat deze termijn 120 dagen zou bedragen. Inmiddels is onduidelijkheid ontstaan over de termijn die de Braziliaanse autoriteiten thans hanteren.
Ik verzoek het hof de zaak aan te houden voor een termijn van minimaal 9 maanden, opdat voldoende tijd beschikbaar is voor tijdige oproeping door middel van een rechtshulpverzoek van de verdachte in Brazilië.
De voorzitter maakt er melding van dat het hof ambtshalve heeft onderzocht of rechtstreekse toezending van de oproeping aan het door de verdachte opgegeven adres in Brazilië een alternatief zou kunnen vormen voor de uitreiking via diplomatieke kanalen. Artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering lijkt deze mogelijkheid open te laten, nu het bepaalt dat de uitreiking aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, geschiedt door toezending van de mededeling door het openbaar ministerie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. Het hof gaat er gelet op de heersende leer in de literatuur echter vanuit dat het volkenrecht, en meer in het bijzonder het soevereiniteitsbeginsel, zich verzet tegen rechtstreekse toezending van de oproeping voor een terechtzitting aan een persoon op het grondgebied van een andere Staat, tenzij uit een verdrag of anderszins blijkt dat de buitenlandse autoriteiten daarmee hebben ingestemd. Artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering doet daaraan niet af. Nu het hof niet is gebleken dat de Braziliaanse autoriteiten instemmen met een rechtstreekse toezending van de oproeping aan de verdachte, staat deze mogelijkheid in het onderhavige geval niet open.
Gezien het vorenstaande deelt de voorzitter als beslissing van het hof het volgende mede:
- het hof verzoekt de advocaat-generaal tijdig een rechtshulpverzoek te laten doen uitgaan, zodat kan worden voldaan aan de vereisten zoals die door de Braziliaanse autoriteiten worden gesteld;
- het onderzoek wordt geschorst tot de terechtzitting van 27 augustus 2010 om 9.00 uur;
- de zaak wordt gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de verdachte in hetzelfde feitencomplex genaamd [naam medeverdachte] [parketnummer medeverdachte];
- de oproeping van de verdachte op de adressen (1) [adres 1] te Amsterdam en (2) [adres 2] te Brazilië wordt bevolen;
- de oproeping van een tolk in de Braziliaanse taal wordt bevolen.
De raadsman wordt aangezegd dan zonder nadere oproeping weer aanwezig te zijn.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.